Duits

Uitgebreide vertaling voor Verlust (Duits) in het Engels

Verlust:

Verlust [der ~] zelfstandig naamwoord

  1. der Verlust (Einsturz; Schäden; Schädigung; Einstürze)
    the loss; the demerit; the bereavement; the disadvantage; the suffering; the contra
  2. der Verlust (Verlieren; Niederlage; Schlappe)
    the defeat; the let down
    • defeat [the ~] zelfstandig naamwoord
    • let down [the ~] zelfstandig naamwoord
  3. der Verlust (Beschädigung; Schäden; Schade; )
    the damage; the injury; the loss; the harm; the harming
    • damage [the ~] zelfstandig naamwoord
    • injury [the ~] zelfstandig naamwoord
    • loss [the ~] zelfstandig naamwoord
    • harm [the ~] zelfstandig naamwoord
    • harming [the ~] zelfstandig naamwoord

Vertaal Matrix voor Verlust:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
bereavement Einsturz; Einstürze; Schäden; Schädigung; Verlust
contra Einsturz; Einstürze; Schäden; Schädigung; Verlust
damage Beschädigung; Schade; Schaden; Schadhaftigkeit; Schäden; Schädigung; Verlust Abbruch; Beeinträchtigung; Einbuße; Havarie; Haverei; Nachteil; Schade; Schaden
defeat Niederlage; Schlappe; Verlieren; Verlust Fehler; Fehlgriff; Fehlschlag; Fehlschläge; Fehlschuß; Fehlschüsse; Fiasko; Mißerfolg; Mißlingen; Reinfall; Scheitern; Vereitelung
demerit Einsturz; Einstürze; Schäden; Schädigung; Verlust
disadvantage Einsturz; Einstürze; Schäden; Schädigung; Verlust Abbruch; Fall; Nachteil; Schade; Schaden; Schattenseite; Untergang; Zusammenbruch
harm Beschädigung; Schade; Schaden; Schadhaftigkeit; Schäden; Schädigung; Verlust Abbruch; Beeinträchtigung; Einbuße
harming Beschädigung; Schade; Schaden; Schadhaftigkeit; Schäden; Schädigung; Verlust Abbruch; Beeinträchtigung; Beschädigen; Einbuße; Verletzen
injury Beschädigung; Schade; Schaden; Schadhaftigkeit; Schäden; Schädigung; Verlust Abbruch; Beeinträchtigung; Benachteiligung; Beschwerde; Blessur; Einbuße; Kränkung; Schmähung; Schädigung; Verletzung; Verwundung; Wunde
let down Niederlage; Schlappe; Verlieren; Verlust Fehler; Fehlgriff; Fehlschlag; Fehlschläge; Fehlschuß; Fehlschüsse; Fiasko; Mißerfolg; Mißlingen; Reinfall; Scheitern
loss Beschädigung; Einsturz; Einstürze; Schade; Schaden; Schadhaftigkeit; Schäden; Schädigung; Verlust Abbruch; Beeinträchtigung; Defizit; Einbuße; Nachteil; Schade; Schaden; Verlieren; Verlustposten
suffering Einsturz; Einstürze; Schäden; Schädigung; Verlust Leiden
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
damage anschlagen; beeinträchtigen; behindern; benachteiligen; beschädigen; düpieren; entzweireißen; jemandem schaden; kränken; schaden; schwächen; schädigen; verletzen; verprügeln; zerbrechen; zerschlagen; zertrümmern
harm anschlagen; beeinträchtigen; behindern; benachteiligen; beschädigen; düpieren; jemandem schaden; kränken; schaden; schwächen; schädigen; verletzen
let down enttäuschen; ernüchtern; fallen lassen; frustrieren
Bijvoeglijk NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
suffering leidend
BijwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
contra entgegen; gegen; kontra
disadvantage zum schaden
let down bedripst; belemmert; betreten; niedergedrückt

Synoniemen voor "Verlust":


Wiktionary: Verlust

Verlust
noun
  1. Ökonomie: wirtschaftlicher Misserfolg; Gewinneinbußen
  2. die Handlung des Verlierens
Verlust
noun
  1. financial: negative result on balance
  2. something lost
  3. instance of losing
  4. loss
  5. negative consequence or loss

Cross Translation:
FromToVia
Verlust loss verlies — het teloorgaan, kwijtraken
Verlust loss perte — Privation de quelque chose de précieux, d’agréable, de commode, qu’on avait. (Sens général).
Verlust harm; damage; detriment; disadvantage; hurt; injury; loss; defect; flaw; impairment; imperfection préjudicetort ; dommage.

Computer vertaling door derden:

Verwante vertalingen van Verlust