Overzicht
Duits
Uitgebreide vertaling voor trocken (Duits) in het Engels
trocken:
-
trocken (vertrocknet; dürr; karg; öde; fruchtlos; welk; unfruchtbar)
-
trocken (karg; knapp; dürr; kärglich; mager)
-
trocken
-
trocken (dürr; schal; schofel; öde; karg; schäbig; unfruchtbar; kärglich)
barren; unfruitful; poor-
barren bijvoeglijk naamwoord
-
unfruitful bijvoeglijk naamwoord
-
poor bijvoeglijk naamwoord
-
-
trocken (unbewacht; herb; unvorsichtig; unbedeckt; ungedeckt)
-
trocken (unverfroren)
-
trocken (feuchtigkeitsfrei; nässefrei)
Vertaal Matrix voor trocken:
Synoniemen voor "trocken":
Wiktionary: trocken
trocken
Cross Translation:
adverb
trocken
-
frei von Feuchtigkeit oder Nässe
- trocken → dry
adjective
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• trocken | → dry | ↔ droog — geen of zeer weinig vocht bevattend. |
• trocken | → anhydrous; waterless | ↔ anhydre — Qui ne contient pas d’eau. |
• trocken | → dry; dried | ↔ sec — Qui a peu ou pas d’humidité. |
Computer vertaling door derden: