Overzicht
Duits naar Engels:   Meer gegevens...
  1. Anschrift:
  2. Wiktionary:


Duits

Uitgebreide vertaling voor Anschrift (Duits) in het Engels

Anschrift:

Anschrift [die ~] zelfstandig naamwoord

  1. die Anschrift (Adresse; Hausadresse)
    the address; the addressing

Vertaal Matrix voor Anschrift:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
address Adresse; Anschrift; Hausadresse Adresse; Ansprache; E-Mail-Adresse; Internet-E-Mail-Adresse; Konzert; Lesung; Rede; Wohnort; Wohnplatz; Wohnsitz
addressing Adresse; Anschrift; Hausadresse Anreden; Ansprache halten; Ansprechen
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
address adressieren; ausschicken; einweisen; führen; geleiten; herüberschicken; hinweisen; hinüberschicken; leiten; lenken; schicken; senden; verweisen; weisen; überweisen

Synoniemen voor "Anschrift":


Wiktionary: Anschrift

Anschrift
noun
  1. genaue Angabe zu Land, Ort, Straße, Hausnummer, wo man eine Person, einen Betrieb, eine Behörde oder sonstige Einrichtung finden kann

Cross Translation:
FromToVia
Anschrift address adres — aanduiding van de plaats waar iemand woont of iets is gevestigd
Anschrift address adresseindication, désignation, soit du destinataire, soit de la destination où il falloir aller ou envoyer.
Anschrift address suscriptionadresse écrire sur le pli extérieur ou l’enveloppe d’une lettre.

Computer vertaling door derden: