Duits

Uitgebreide vertaling voor Beweis (Duits) in het Engels

Beweis:

Beweis [der ~] zelfstandig naamwoord

  1. der Beweis (Beweisstück; Bescheinigung; Beleg)
    the evidence; the proof; the piece of evidence
  2. der Beweis (Beweisstück)
    the proof; the token; the evidence; the piece of evidence; the body of evidence
  3. der Beweis (Beleg; Bescheinigung)
    the note of remittance; the receipt; the remittance-note; the allegation
  4. der Beweis
    the evidence
    – The properties of code, such as a digital signature or the zone or site of its origin, that are used by security policy to grant permissions to code. 1
    • evidence [the ~] zelfstandig naamwoord

Vertaal Matrix voor Beweis:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
allegation Beleg; Bescheinigung; Beweis Anklage; Anschuldigung; Beschuldigung
body of evidence Beweis; Beweisstück
evidence Beleg; Bescheinigung; Beweis; Beweisstück Beweismaterial; Beweismittel; Beweisstück; Dokument; Hinweis; Indikation; Schriftstück; Zeugenaussage
note of remittance Beleg; Bescheinigung; Beweis Beleg; Empfangsschein; Kassenbon; Kassenschein; Quittung
piece of evidence Beleg; Bescheinigung; Beweis; Beweisstück
proof Beleg; Bescheinigung; Beweis; Beweisstück Beweismaterial; Beweismittel; Probedruck; Rechtsbeweis
receipt Beleg; Bescheinigung; Beweis Abschnitt; Beleg; Bescheinigung; Beweischen; Einnahmen; Empfangsbestätigung; Empfangsschein; Kassenbon; Kassenschein; Lieferschein; Quittung; Rückschein; Schein; Voucher; Zettel; Zugang; Überweisungsschein
remittance-note Beleg; Bescheinigung; Beweis
token Beweis; Beweisstück Abschnitt; Coupon; Differenz; Erkennungsmarke; Fetzen; Fleck; Flicken; Flicklappen; Gulden; Kassenschein; Kupon; Lappen; Lumpen; Marke; Münze; Pfennig; Reklamezettel; Rest; Restant; Restbestand; Restposten; Riester; Schein; Schlacke; Stoffetzen; Stofflappen; Stück; Surplus; Token; Tuch; Zettel; kleineSchwanz; kleineSchwänze; Überbleibsel; Überrest
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
proof Auf die Probe stellen; ausprobieren; erproben; probieren; prüfen
receipt eine Rechnung bezahlen

Synoniemen voor "Beweis":


Wiktionary: Beweis

Beweis
noun
  1. Logik: eine nach festgelegten Regeln durchgeführte Ableitung
  2. Jura, Mathematik: die Darlegung der Richtigkeit oder der Unrichtigkeit einer Aussage oder eines Urteils mittels empirischer oder logischer Methoden
Beweis
noun
  1. facts presented in support of an assertion
  2. any effort, process, or operation designed to establish or discover a fact or truth

Cross Translation:
FromToVia
Beweis proof bewijs — datgene wat de juistheid van een bewering onweerlegbaar vast (kan) leggen
Beweis proof; sign; token; evidence preuve — Traductions à trier suivant le sens
Beweis witness; character; mark; sign; proof; token; evidence; certificate; testimony; certification; reference; deposition témoignageaction de témoigner ; rapport d’un ou de plusieurs témoins sur un fait, soit de vive voix, soit par écrit.

Computer vertaling door derden: