Duits

Uitgebreide vertaling voor Bremse (Duits) in het Engels

Bremse:

Bremse [die ~] zelfstandig naamwoord

  1. die Bremse
    the braking mechanism; the brake
  2. die Bremse (Pferdebremse)
    the horsefly
    • horsefly [the ~] zelfstandig naamwoord

Vertaal Matrix voor Bremse:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
brake Bremse Fang
braking mechanism Bremse
horsefly Bremse; Pferdebremse Stechfliege
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
brake abbremsen; bremsen; stoppen

Synoniemen voor "Bremse":


Wiktionary: Bremse

Bremse
noun
  1. Zoologie: (in vielen Arten verbreitete) große, blutsaugende Fliege (Tabanidae), die — je nach Art — grauschwarz bis braungelb gefärbt ist
  2. Technik, Mechanik: Vorrichtung, die dazu dient, eine Bewegung zu verlangsamen oder anzuhalten
Bremse
noun
  1. fly of the family Tabanidae
  2. something that slows or stops an action
  3. device used to slow or stop a vehicle
  4. insect

Cross Translation:
FromToVia
Bremse brake rem — een mechanisme dat iets vertraagt of tot stilstand brengt
Bremse cleg; horsefly daas — insecten|nld steekvlieg
Bremse brake frein — Dispositif destiné à modérer la vitesse d’un mécanisme, à enrayer les roues d’un véhicule
Bremse gadfly; cleg; horsefly taon — Insecte

bremsen:

bremsen werkwoord (bremse, bremsst, bremst, bremste, bremstet, gebremst)

  1. bremsen (abbremsen; stoppen)
    to stop; to brake; to slow down; put a brake on
    • stop werkwoord (stops, stopped, stopping)
    • brake werkwoord (brakes, braked, braking)
    • slow down werkwoord (slows down, slowed down, slowing down)
    • put a brake on werkwoord
  2. bremsen (stoppen; anhalten; aufhören)
    to stop; to stem; to bring to a halt; put to a stop; to halt; to bring to a standstill
    • stop werkwoord (stops, stopped, stopping)
    • stem werkwoord (stems, stemmed, stemming)
    • bring to a halt werkwoord (brings to a halt, brought to a halt, bringing to a halt)
    • put to a stop werkwoord
    • halt werkwoord (halts, halted, halting)
    • bring to a standstill werkwoord (brings to a standstill, brought to a standstill, bringing to a standstill)

Conjugations for bremsen:

Präsens
  1. bremse
  2. bremsst
  3. bremst
  4. bremsen
  5. bremst
  6. bremsen
Imperfekt
  1. bremste
  2. bremstest
  3. bremste
  4. bremsten
  5. bremstet
  6. bremsten
Perfekt
  1. habe gebremst
  2. hast gebremst
  3. hat gebremst
  4. haben gebremst
  5. habt gebremst
  6. haben gebremst
1. Konjunktiv [1]
  1. bremse
  2. bremsest
  3. bremse
  4. bremsen
  5. bremset
  6. bremsen
2. Konjunktiv
  1. bremste
  2. bremstest
  3. bremste
  4. bremsten
  5. bremstet
  6. bremsten
Futur 1
  1. werde bremsen
  2. wirst bremsen
  3. wird bremsen
  4. werden bremsen
  5. werdet bremsen
  6. werden bremsen
1. Konjunktiv [2]
  1. würde bremsen
  2. würdest bremsen
  3. würde bremsen
  4. würden bremsen
  5. würdet bremsen
  6. würden bremsen
Diverses
  1. brems!
  2. bremst!
  3. bremsen Sie!
  4. gebremst
  5. bremsend
1. ich, 2. du, 3. er/sie/es, 4. wir, 5. ihr, 6. sie/Sie

Vertaal Matrix voor bremsen:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
brake Bremse; Fang
halt Haltestelle; Stopp
stem Bug; Fühler; Gehhilfe; Halm; Stamm; Stammform; Stammwort; Steven; Tastorgan; Vordersteven; Wurzelwort
stop Aufenthalt; Aufschub; Ausstand; Halt; Haltestelle; Stillstand; Stop; Stopp
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
brake abbremsen; bremsen; stoppen
bring to a halt anhalten; aufhören; bremsen; stoppen absetzen; abstellen; stillsetzen; stoppen; zum Stillstand bringen
bring to a standstill anhalten; aufhören; bremsen; stoppen absetzen; abstellen; stillsetzen; stoppen; zum Stillstand bringen
halt anhalten; aufhören; bremsen; stoppen Einhalt gebieten; absetzen; abstellen; anhalten; einstellen; stagnieren; stillsetzen; stoppen; stutzen; zum Stillstand bringen
put a brake on abbremsen; bremsen; stoppen
put to a stop anhalten; aufhören; bremsen; stoppen
slow down abbremsen; bremsen; stoppen Schnellheit verringern; abbremsen; aufschieben; aus dem Amt scheiden; ausscheiden; austreten; hinausschieben; sichzurückziehen; verspäten; verzögern; zaudern; zögern
stem anhalten; aufhören; bremsen; stoppen behindern; entgegenarbeiten; entgegenwirken; hintertreiben; konterkarieren
stop abbremsen; anhalten; aufhören; bremsen; stoppen Blut stillen; Einhalt gebieten; abdichten; abhalten; abmachen; absetzen; abstellen; abstoppen; anhalten; aufhalten; aufhören; ausscheiden; aussetzen; beenden; behindern; beschließen; bestimmen; dichten; einstellen; enden; entgegenarbeiten; entgegenwirken; entscheiden; etwas aufgeben; festfahren; festlegen; festsetzen; halten; hapern; hemmen; hindern; hinhalten; hintertreiben; isolieren; konterkarieren; schließen; sstoppen; stagnieren; stehenbleiben; stillen; stillsetzen; stocken; stopfen; stoppen; stutzen; vereinbaren; verspäten; verzichten; verzögern; zum Stillstand bringen; zurückhalten; zurücktreten

Synoniemen voor "bremsen":


Wiktionary: bremsen

bremsen
verb
  1. etwas oder jemanden zur Verringerung der Geschwindigkeit von Bewegungen, Prozessen, Handlungen, Entwicklungen veranlassen, bringen; etwas oder jemanden verlangsamen
  2. die Geschwindigkeit, das Tempo verringern, vermindern, verlangsamen
bremsen
verb
  1. to be stopped or slowed (as if) by braking
  2. to operate brakes

Cross Translation:
FromToVia
bremsen brake remmen — snelheid doen verminderen
bremsen hinder entravergêner, empêcher la marche par une entrave.
bremsen brake; stem freinerretenir, ralentir, arrêter à l’aide d’un frein.
bremsen repress; inhibit; stifle; detain; hold back; retain; bridle; check; restrain; control; curb; brake; stem; squelch; suppress; oppress réprimer — Traductions à trier suivant le sens