Home ->Woordenboeken ->Duits/Engels ->Zoek: Fresse

Duitse en Engelse zoekresultaten voor: Fresse

Overzicht
Duits naar Engels:   Meer gegevens...
  1. Fresse:
  2. fressen:
  3. Wiktionary:

Duits

Uitgebreide vertaling voor Fresse (Duits) in het Engels

Fresse:

Fresse [die ~] zelfstandig naamwoord

  1. die Fresse (Schnauze; Mund; Klappe; Schnabel)
    the jaws; the muzzle; the snout; the mouth; the face
    • jaws [the ~] zelfstandig naamwoord
    • muzzle [the ~] zelfstandig naamwoord
    • snout [the ~] zelfstandig naamwoord
    • mouth [the ~] zelfstandig naamwoord
    • face [the ~] zelfstandig naamwoord
    the beak
    – beaklike mouth of animals other than birds (e.g., turtles) 1
    • beak [the ~] zelfstandig naamwoord

Vertaal Matrix voor Fresse:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
beak Fresse; Klappe; Mund; Schnabel; Schnauze Schnabel
face Fresse; Klappe; Mund; Schnabel; Schnauze Anblick; Angesicht; Antlitz; Ebene; Fassade; Feld; Fläche; Fratze; Front; Gesicht; Giebel; Schauspiel; Schriftart; Schwätzer; Spitze; Szene; Visage; Vordere Giebel; Vorderrand; Vorderseite; Vorseite; vordere Ende
jaws Fresse; Klappe; Mund; Schnabel; Schnauze Mund; Schwätzer
mouth Fresse; Klappe; Mund; Schnabel; Schnauze Mund; Mündung; Schwätzer; Zufluß
muzzle Fresse; Klappe; Mund; Schnabel; Schnauze Mund; Schnauze
snout Fresse; Klappe; Mund; Schnabel; Schnauze Schwätzer
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
face die Stirn bieten; konfrontieren; sichbehaupten; trotzen
snout grapschen; klemmen; krallen; wegkappern

Synoniemen voor "Fresse":


Wiktionary: Fresse

Fresse
noun
  1. abwertend: eine abrupte, kommandoartige Aufforderung, nichts mehr zu sagen, den Mund zu halten
  2. salopp: Mund

fressen:

fressen werkwoord (fresse, frißt, fraß, fraßt, gefressen)

  1. fressen (stopfen)
    to cram
    • cram werkwoord (crams, crammed, cramming)
  2. fressen (hinunterschlucken; auffressen; genießen; )
    to devour; to swallow up; to nibble; to nybble
    • devour werkwoord (devours, devoured, devouring)
    • swallow up werkwoord (swallows up, swallowed up, swallowing up)
    • nibble werkwoord, Amerikaans (nibbles, nibbled, nibbling)
    • nybble werkwoord, Brits
  3. fressen (auffressen; verschlingen; schlingen)
    to devour
    • devour werkwoord (devours, devoured, devouring)
  4. fressen (soupieren; dinieren; essen; )
    to dine out; to dine; to wine and dine
    • dine out werkwoord (dines out, dined out, dining out)
    • dine werkwoord (dines, dined, dining)
    • wine and dine werkwoord (wines and dines, wined and dined, wining and dining)
  5. fressen (vollstopfen; pfropfen; schlemmen; )
    to gormandize; to gormandise; to gourmandize
  6. fressen (verschlingen; verdauen; verbrauchen; )
    to devour; to consume
    • devour werkwoord (devours, devoured, devouring)
    • consume werkwoord (consumes, consumed, consuming)
  7. fressen (hinunterschlucken; nehmen; verschlucken; )
    to gulp down
    • gulp down werkwoord (gulps down, gulped down, gulping down)
  8. fressen (vollfressen; hineinstopfen; pfropfen; )
    stuff with food

Conjugations for fressen:

Präsens
  1. fresse
  2. frißt
  3. frißt
  4. fressen
  5. freßt
  6. fressen
Imperfekt
  1. fraß
  2. fraßest
  3. fraß
  4. fraßen
  5. fraßt
  6. fraßen
Perfekt
  1. habe gefressen
  2. hast gefressen
  3. hat gefressen
  4. haben gefressen
  5. habt gefressen
  6. haben gefressen
1. Konjunktiv [1]
  1. fresse
  2. fressest
  3. fresse
  4. fressen
  5. fresset
  6. fressen
2. Konjunktiv
  1. fräße
  2. fräßest
  3. fräße
  4. fräßen
  5. fräßet
  6. fräßen
Futur 1
  1. werde fressen
  2. wirst fressen
  3. wird fressen
  4. werden fressen
  5. werdet fressen
  6. werden fressen
1. Konjunktiv [2]
  1. würde fressen
  2. würdest fressen
  3. würde fressen
  4. würden fressen
  5. würdet fressen
  6. würden fressen
Diverses
  1. friß!
  2. freßt!
  3. fressen Sie!
  5. gefressen
  6. fressend
1. ich, 2. du, 3. er/sie/es, 4. wir, 5. ihr, 6. sie/Sie

Vertaal Matrix voor fressen:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
consume verbrauchen
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
consume aufbrauchen; aufzehren; fressen; konsumieren; verbrauchen; verdauen; verschlingen; verwerten; verwirken; verzehren Rauschgift konsumieren; aufarbeiten; aufbrauchen; aufessen; auffressen; aufknabbern; aufmachen; aufnehmen; aufsetzen; aufstellen; aufwenden; aufzehren; ausbeuten; ausfertigen; benutzen; bunkeren; ernähren; erquicken; essen; füttern; gebrauchen; hineinstopfen; hinunterschlingen; hinunterschlucken; konsumieren; laben; nutzen; schlucken; speisen; stopfen; verbrauchen; verspeisen; verwerten; verwirken; verzehren; zehren; zu Abend essen; zu sich nehmen
cram fressen; stopfen vollstopfen
devour aufbrauchen; aufessen; auffressen; aufzehren; bunkern; einreißen; fressen; futtern; genießen; hinunterschlingen; hinunterschlucken; konsumieren; schlingen; verbrauchen; verdauen; verschlingen; verwerten; verwirken; verzehren
dine dinieren; ernähren; essen; fressen; füttern; genießen; konsumieren; soupieren; speisen; tafeln aufessen; aufknabbern; aufzehren; essen; gebrauchen; konsumieren; soupieren; speisen; verzehren; zu Abend essen; zu sich nehmen
dine out dinieren; ernähren; essen; fressen; füttern; genießen; konsumieren; soupieren; speisen; tafeln
gormandise fressen; futtern; hineinstopfen; pfropfen; prassen; schlemmen; stopfen; vollstopfen
gormandize fressen; futtern; hineinstopfen; pfropfen; prassen; schlemmen; stopfen; vollstopfen
gourmandize fressen; futtern; hineinstopfen; pfropfen; prassen; schlemmen; stopfen; vollstopfen
gulp down aufessen; auffressen; bunkern; einstecken; fressen; futtern; genießen; hereinkriegen; hineinstopfen; hinunterschlingen; hinunterschlucken; nehmen; schlingen; schlucken; schwelgen; stopfen; verschlingen; verschlucken; verspeisen; vertilgen; verzehren; ätzen hinunterschlucken; schlucken
nibble aufessen; auffressen; bunkern; einreißen; fressen; futtern; genießen; hinunterschlingen; hinunterschlucken ablecken; aufessen; aufknabbern; aufzehren; essen; gebrauchen; knabbern; konsumieren; lecken; nagen; naschen; speisen; verspeisen; verzehren; zu sich nehmen
nybble aufessen; auffressen; bunkern; einreißen; fressen; futtern; genießen; hinunterschlingen; hinunterschlucken ablecken; aufessen; aufknabbern; aufzehren; essen; gebrauchen; knabbern; konsumieren; lecken; nagen; naschen; speisen; verspeisen; verzehren; zu sich nehmen
stuff with food fressen; futtern; hineinstopfen; pfropfen; stopfen; vollfressen; vollstopfen
swallow up aufessen; auffressen; bunkern; einreißen; fressen; futtern; genießen; hinunterschlingen; hinunterschlucken
wine and dine dinieren; ernähren; essen; fressen; füttern; genießen; konsumieren; soupieren; speisen; tafeln

Synoniemen voor "fressen":


Wiktionary: fressen

fressen
  1. -
fressen
verb
  1. -
  2. consume
  3. to eat greedily
  4. eat voraciously or ravenously
Cross Translation:
FromToVia
• fressen → stuff ↔ vreten — het nuttigen van voedsel op een meestal onbeleefde wijze
• fressen → stuff; pig out ↔ bâfrer — Manger quelque chose avidement et avec excès (pronominal)
• fressen → devour ↔ dévorer — Manger une proie en la déchirant avec les dents.







Uw gratis, snelle en simpele vertaal woordenboek

Copyright © 2000-2024 Interglot ®

Pagina gepresenteerd in 0.0464 seconde
Page rendered in 1.0 seconds