Overzicht
Duits naar Engels:   Meer gegevens...
  1. Frucht:
  2. Wiktionary:


Duits

Uitgebreide vertaling voor Frucht (Duits) in het Engels

Frucht:

Frucht [die ~] zelfstandig naamwoord

  1. die Frucht (Früchte)
    the fruit
    – the ripened reproductive body of a seed plant 1
    • fruit [the ~] zelfstandig naamwoord

Vertaal Matrix voor Frucht:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
fruit Frucht; Früchte Auswirkung; Folge; Konsequenz; Obst

Synoniemen voor "Frucht":


Wiktionary: Frucht

Frucht
noun
  1. in Zusammensetzungen: in Landwirtschaft und Gartenbau angebaute Pflanze
  2. Medizin: kurz für „Leibesfrucht“
  3. übertragen: etwas Hervorgebrachtes
  4. speziell eine Frucht[1] mit essbarem Fruchtfleisch
  5. Ummantelung der oder des Samen einer Pflanze
Frucht
noun
  1. figuratively: positive end result or reward of labour or effort
  2. part of plant

Cross Translation:
FromToVia
Frucht fruit vrucht — volgroeid vruchtbeginsel
Frucht fruit fruit — voedsel dat bestaat uit eetbare vruchten
Frucht fruit fruit — (botanique) partie d’une plante, souvent comestible et colorée, produire après la floraison et contenir une ou plusieurs graines.

Verwante vertalingen van Frucht