Overzicht
Duits naar Engels:   Meer gegevens...
  1. Geschlecht:
  2. Wiktionary:


Duits

Uitgebreide vertaling voor Geschlecht (Duits) in het Engels

Geschlecht:

Geschlecht [das ~] zelfstandig naamwoord

  1. Geschlecht (Gattung)
    the gender; the sex
    • gender [the ~] zelfstandig naamwoord
    • sex [the ~] zelfstandig naamwoord
  2. Geschlecht (Generation)
    the generation
  3. Geschlecht (Sproß; Nachkommenschaft; Abkomme; )
    the descendant; the offspring; the descendent
  4. Geschlecht (Volksstamm; Stamm; Rasse; )
    the tribe; the race
    • tribe [the ~] zelfstandig naamwoord
    • race [the ~] zelfstandig naamwoord

Vertaal Matrix voor Geschlecht:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
descendant Abkomme; Abkömmling; Erbe; Geschlecht; Kinder; Nachkommen; Nachkommenschaft; Sproß; Sprößling; Zweig Nachfolger; Nachfolgerelement; biologische Abstammung
descendent Abkomme; Abkömmling; Erbe; Geschlecht; Kinder; Nachkommen; Nachkommenschaft; Sproß; Sprößling; Zweig
gender Gattung; Geschlecht
generation Generation; Geschlecht Generation; Generierung
offspring Abkomme; Abkömmling; Erbe; Geschlecht; Kinder; Nachkommen; Nachkommenschaft; Sproß; Sprößling; Zweig Nachkommen; Nachkommenschaft; Nachwelt; Reis; junger Zweig
race Art; Dynastie; Familie; Gattung; Geschlecht; Rasse; Stamm; Stammbuch; Volksstamm Hardlaufkampf; Rennen; Wettlauf; Wettrennen; kampf; marathon
sex Gattung; Geschlecht Gemeinschaft; Geslechtsverkehr; Sex; Sexualverkehr
tribe Art; Dynastie; Familie; Gattung; Geschlecht; Rasse; Stamm; Stammbuch; Volksstamm Stamm
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
race durchfallen; eilen; ein Rennen fahren; einRennenfahren; galoppieren; hasten; hetzen; jagen; laufen; rasen; rennen; schnell laufen; schnelllaufen; schuften; springen; sprinten; spritzen; spurten; stürzen; traben; wettlaufen; wetzen

Synoniemen voor "Geschlecht":


Wiktionary: Geschlecht

Geschlecht
noun
  1. Grammatik: Genus
  2. antiquiert: Generation
  3. Familie, Sippe
  4. die Eigenschaft hoch Lebewesen, männlich oder weiblich zu sein
  5. antiquiert: Gattung, Art
    • Geschlechtkind
Geschlecht
noun
  1. obsolete: division between classes or kinds
  2. biological sex of persons or animals
  3. grammar: division of nouns and pronouns
  4. a large group of people set apart from others on the basis of a common heritage
  5. gender (female or male)
  6. sexual identity

Cross Translation:
FromToVia
Geschlecht sex sekse — sekse
Geschlecht sex; gender kunne — geslacht, sekse.
Geschlecht line geslacht — afstammelingen van één persoon
Geschlecht genus; mankind; kind; type; sort; way; style; genre; gender genreensemble d’êtres, ou de choses, caractériser par un ou des traits communs.
Geschlecht generation générationaction d’engendrer, de produire son semblable.
Geschlecht sex; gender sexe — biol|fr genre qui peut être masculin ou féminin.