Overzicht
Duits naar Engels:   Meer gegevens...
  1. Infektion:
  2. Wiktionary:


Duits

Uitgebreide vertaling voor Infektion (Duits) in het Engels

Infektion:

Infektion [die ~] zelfstandig naamwoord

  1. die Infektion (Entzündung; Ansteckung)
    the inflammation; the infection

Vertaal Matrix voor Infektion:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
infection Ansteckung; Entzündung; Infektion Ansteckung
inflammation Ansteckung; Entzündung; Infektion Entzündung

Synoniemen voor "Infektion":


Wiktionary: Infektion

Infektion
noun
  1. Medizin: Übertragung von Krankheiten
Infektion
noun
  1. uncontrolled growth of harmful microorganisms in a host
  2. the process of infecting