Overzicht
Duits naar Engels:   Meer gegevens...
  1. Krampe:
  2. krampen:
  3. Wiktionary:


Duits

Uitgebreide vertaling voor Krampe (Duits) in het Engels

Krampe:

Krampe [die ~] zelfstandig naamwoord

  1. die Krampe (Wundklammer)
    the small clamp
  2. die Krampe (Klampe; Milbe; Falle; Klemme)
    the stack; the rick; the pile
    • stack [the ~] zelfstandig naamwoord
    • rick [the ~] zelfstandig naamwoord
    • pile [the ~] zelfstandig naamwoord

Vertaal Matrix voor Krampe:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
pile Falle; Klampe; Klemme; Krampe; Milbe Ansammlung; Berg; Grundsäule; Haufen; Häufung; Klumpen; Kolumne; Masse; Menge; Pfahl; Rammpfahl; Spalte; Stoß
rick Falle; Klampe; Klemme; Krampe; Milbe Heuschober
small clamp Krampe; Wundklammer
stack Falle; Klampe; Klemme; Krampe; Milbe Heuschober; Stapel
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
stack anhäufen; aufhäufen; aufstapeln; häufen; sich häufen; stapeln

Wiktionary: Krampe

Krampe
noun
  1. Verbindungselement: ein U-förmig gebogener Draht mit 2 Spitzen

Cross Translation:
FromToVia
Krampe bracket; parenthesis parenthèse — incise dans la phrase

krampen:

krampen werkwoord (krampe, krampst, krampt, krampte, kramptet, gekrampt)

  1. krampen (verklammern; strecken; spannen; )
    to clamp
    • clamp werkwoord (clamps, clamped, clamping)

Conjugations for krampen:

Präsens
  1. krampe
  2. krampst
  3. krampt
  4. krampen
  5. krampt
  6. krampen
Imperfekt
  1. krampte
  2. kramptest
  3. krampte
  4. krampten
  5. kramptet
  6. krampten
Perfekt
  1. habe gekrampt
  2. hast gekrampt
  3. hat gekrampt
  4. haben gekrampt
  5. habt gekrampt
  6. haben gekrampt
1. Konjunktiv [1]
  1. krampe
  2. krampest
  3. krampe
  4. krampen
  5. krampet
  6. krampen
2. Konjunktiv
  1. krampte
  2. kramptest
  3. krampte
  4. krampten
  5. kramptet
  6. krampten
Futur 1
  1. werde krampen
  2. wirst krampen
  3. wird krampen
  4. werden krampen
  5. werdet krampen
  6. werden krampen
1. Konjunktiv [2]
  1. würde krampen
  2. würdest krampen
  3. würde krampen
  4. würden krampen
  5. würdet krampen
  6. würden krampen
Diverses
  1. kramp!
  2. krampt!
  3. krampen Sie!
  4. gekrampt
  5. krampend
1. ich, 2. du, 3. er/sie/es, 4. wir, 5. ihr, 6. sie/Sie

Vertaal Matrix voor krampen:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
clamp Klammer; Klammerhaken; Klemme; Klemmhefter; Kuhklaue; Leimzange
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
clamp anspannen; aufziehen; dehnen; fortziehen; krampen; spannen; strecken; verklammern anfassen; anpacken; fassen; festgreifen; festhalten; festklammern; festnehmen; greifen; in Ketten legen; zugreifen