Home ->Woordenboeken ->Duits/Engels ->Zoek: Naht

Duitse en Engelse zoekresultaten voor: Naht

Overzicht

Duits naar Engels: Meer gegevens...

Naht:
- seam
nähen:
- suture; stitch
Wiktionary:
- Naht → weld, seam, suture
- nähen → sew, stitch, suture
- nähen → sew

Duits

Uitgebreide vertaling voor Naht (Duits) in het Engels

Naht:

Naht [die ~] zelfstandig naamwoord

die Naht (Fuge; Schweißnaht; Spalt)
the seam
- seam [the ~] zelfstandig naamwoord

Vertaal Matrix voor Naht:

Zelfstandig Naamwoord	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
seam	Fuge; Naht; Schweißnaht; Spalt	Saum
Werkwoord	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
seam		säumen

Synoniemen voor "Naht":

Saum
Bergrücken; Bergzug; Gebirgsgrat; Grat; Höhenrücken; Kamm; nicht lebendes Objekt; unbelebtes Objekt

Wiktionary: Naht

Naht

noun

Technik: Punkt oder Linie zwischen zwei schweißen Metallteilen
- Naht → weld
Linie, wo sich zwei durch Nähen verbundene Stoffe berühren
- Naht → seam

Naht

noun

folded back and stitched piece of fabric
- seam → Saum; Naht
suture
- seam → Naht
seam
- suture → Naht

Naht vorm van nähen:

nähen [das ~] zelfstandig naamwoord

nähen (klammern; Stich; Masche)
the suture; the stitch
- suture [the ~] zelfstandig naamwoord
- stitch [the ~] zelfstandig naamwoord

Vertaal Matrix voor nähen:

Zelfstandig Naamwoord	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
stitch	Masche; Stich; klammern; nähen	Masche; Seitenstich; Stich; Stickerei; Wundklammer; nähen einer Wunde
suture	Masche; Stich; klammern; nähen	Wundklammer; nähen einer Wunde
Werkwoord	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
stitch		durchsteppen; heften; klammern; zusammenfügen
suture		anheften; ankleben; aufkleben; festheften; festkleben; heften

Wiktionary: nähen

nähen

verb

(transitiv): Textilteile mit einem Faden verbinden
- nähen → sew; stitch
(transitiv): Textilwaren oder bestimmte Teile davon nach der Technik [1] herstellen oder ausbessern
- nähen → sew; stitch

nähen

verb

(transitive) use a needle
- sew → nähen
(intransitive) use a needle
- sew → nähen
to sew up or join by means of a suture
- suture → nähen; vernähen

Cross Translation:

From	To	Via
• nähen	→ sew	↔ naaien — naaldwerk verrichten
• nähen	→ sew	↔ coudre — assembler deux ou plusieurs objets avec un fil passé dans une aiguille ou un autre instrument semblable.