Overzicht
Duits naar Engels:   Meer gegevens...
  1. Paprika:
  2. Wiktionary:
Engels naar Duits:   Meer gegevens...
  1. paprika:
  2. Wiktionary:


Duits

Uitgebreide vertaling voor Paprika (Duits) in het Engels

Paprika:

Paprika [der ~] zelfstandig naamwoord

  1. der Paprika
    the paprika; the capsicum; the pepper
    • paprika [the ~] zelfstandig naamwoord
    • capsicum [the ~] zelfstandig naamwoord
    • pepper [the ~] zelfstandig naamwoord

Vertaal Matrix voor Paprika:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
capsicum Paprika
paprika Paprika
pepper Paprika Pfeffer

Synoniemen voor "Paprika":

  • Paprikaschote; Gemüse; Grünzeug

Wiktionary: Paprika

Paprika
noun
  1. nur Maskulinum, kPl.: Gewürz in Pulverform, das scharf oder mild ist
  2. nur Maskulinum: kurz für Paprikaschote
  3. Gemüsepflanze mit hohlen Früchten, die grün, gelb oder rot sind
Paprika
noun
  1. spicy-sweet vegetable
  2. spice
  3. red colored pepper

Cross Translation:
FromToVia
Paprika paprika paprika — condiment
Paprika pepper; bell pepper; capsicum poivronplante annuelle de la famille des solanacées originaire d'Amérique du Sud et Amérique centrale, cultivée comme plante potagère pour ses fruits consommés, crus ou cuits, comme légumes.



Engels

Uitgebreide vertaling voor Paprika (Engels) in het Duits

paprika:

paprika [the ~] zelfstandig naamwoord

  1. the paprika (capsicum; pepper)
    der Paprika
    • Paprika [der ~] zelfstandig naamwoord

Vertaal Matrix voor paprika:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
Paprika capsicum; paprika; pepper
- Capsicum annuum grossum; bell pepper; pimento; pimiento; sweet pepper; sweet pepper plant

Synoniemen voor "paprika":


Verwante definities voor "paprika":

  1. a mild powdered seasoning made from dried pimientos1
  2. plant bearing large mild thick-walled usually bell-shaped fruits; the principal salad peppers1

Wiktionary: paprika

paprika
noun
  1. spice

Cross Translation:
FromToVia
paprika Paprika paprika — condiment