Home ->Woordenboeken ->Duits/Engels ->Zoek: Strecke

Duitse en Engelse zoekresultaten voor: Strecke

Overzicht
Duits naar Engels:   Meer gegevens...
  1. Strecke:
  2. strecken:
  3. Wiktionary:

Duits

Uitgebreide vertaling voor Strecke (Duits) in het Engels

Strecke:

Strecke [die ~] zelfstandig naamwoord

  1. die Strecke (Teilstrecke)
    the trail
    – a path or track roughly blazed through wild or hilly country 1
    • trail [the ~] zelfstandig naamwoord
    the track
    – any road or path affording passage especially a rough one 1
    • track [the ~] zelfstandig naamwoord
    the path
    – a way especially designed for a particular use 1
    • path [the ~] zelfstandig naamwoord
    the way
    – any artifact consisting of a road or path affording passage from one place to another 1
    • way [the ~] zelfstandig naamwoord
      • he said he was looking for the way out1
    the stretch
    – a straightaway section of a racetrack 1
    • stretch [the ~] zelfstandig naamwoord
    the journey
    – the act of traveling from one place to another 1
    • journey [the ~] zelfstandig naamwoord
    the road
    – an open way (generally public) for travel or transportation 1
    • road [the ~] zelfstandig naamwoord
    the distance; the round; the small circle; the reach
    • distance [the ~] zelfstandig naamwoord
    • round [the ~] zelfstandig naamwoord
    • small circle [the ~] zelfstandig naamwoord
    • reach [the ~] zelfstandig naamwoord
    the avenue
    – a wide street or thoroughfare 1
    • avenue [the ~] zelfstandig naamwoord
  2. die Strecke (Piste)
    the course; the track
    • course [the ~] zelfstandig naamwoord
    • track [the ~] zelfstandig naamwoord
  3. die Strecke (Straße; Weg; Bahn; Chaussee)
    the street
    – a thoroughfare (usually including sidewalks) that is lined with buildings 1
    • street [the ~] zelfstandig naamwoord
      • they walked the streets of the small town1
    the road
    – an open way (generally public) for travel or transportation 1
    • road [the ~] zelfstandig naamwoord
    the way
    • way [the ~] zelfstandig naamwoord
    the avenue
    – a wide street or thoroughfare 1
    • avenue [the ~] zelfstandig naamwoord
    the path
    – an established line of travel or access 1
    • path [the ~] zelfstandig naamwoord
  4. die Strecke (Parcours)
    the stage
    • stage [the ~] zelfstandig naamwoord

Vertaal Matrix voor Strecke:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
avenue Bahn; Chaussee; Straße; Strecke; Teilstrecke; Weg Allee; Avenue
course Piste; Strecke Art; Ausfahrt; Ausrichtung; Betriebsführung; Böschung; Direktion; Erfahrung; Essen; Fahrt; Fransenborte; Gastspielreise; Geländefahrt; Gericht; Geschäftsführung; Gewohnheit; Kurs; Kursus; Lehre; Lehrgang; Lehrprogramm; Leitung; Mahlzeit; Methode; Reise; Richtung; Route; Routine; Rundfahrt; Rundgänge; Rundläufe; Rundreise; Schule; Schulstunde; Seite; Spazierfahrt; Speise; Studium; Stunde; Unterricht; Unterrichtsprogramm; Unterrichtsstunde; Verwaltung
distance Strecke; Teilstrecke Abstand; Distanz; Entfernung; Ferne
journey Strecke; Teilstrecke Ausfahrt; Ausflug; Erkundung; Erkundungsfahrt; Exkurs; Exkursion; Expedition; Fahrt; Fußwanderung; Gastspielreise; Lehrausflug; Marsch; Passage; Reise; Ritt; Route; Rundfahrt; Rundläufe; Rundreise; Schulausflug; Seereise; Spazierfahrt; Spritzfahrt; Studienreise; Tagesausflug; Tagestour; Tour; lästige Arbeit; Überfahrt
path Bahn; Chaussee; Straße; Strecke; Teilstrecke; Weg Allee; Avenue; Feldweg; Landstraße; Landweg; Leinpfad; Pfad; Treidelpfad; Treidelweg; Vektorpfad; Weg; kleine Straße
reach Strecke; Teilstrecke Bandbreite; Bereich; Reichweite; Reichweite der Klicks
road Bahn; Chaussee; Straße; Strecke; Teilstrecke; Weg
round Strecke; Teilstrecke Partie; Runde; Rundgang; Rundgänge; Rundläufe; Spiel; Spielchen; Tour; Umgang
small circle Strecke; Teilstrecke Clique; Freundeskreis
stage Parcours; Strecke Bühne; Entwicklungfase; Entwicklungsphase; Entwicklungsstufe; Phase; Podium; Schaubühne; Stadium; Stufe; Theater; Workflowphase
street Bahn; Chaussee; Straße; Strecke; Weg
stretch Strecke; Teilstrecke Aufziehen; Finger spreizen; Straßenabschnitt
track Piste; Strecke; Teilstrecke Audiotitel; Bahn; Bahngleis; Eisenbahnweiche; Feldweg; Gleis; Hackenspur; Schienenweg; Titel; Wagenspur; Weiche
trail Strecke; Teilstrecke Reihe; Spur
way Bahn; Chaussee; Straße; Strecke; Teilstrecke; Weg Art; Methode
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
course herforgehen; herforgehen aus
reach angelangen; bereichen; davontragen; durchdringen; erreichen; erzielen; grapschen; klemmen; krallen; langen nach; reichen bis; wegkappern
round einkapseln; einkreisen; enthalten; erfassen; runden; umfassen; umschließen; umziehen
stage bereitstellen; heucheln; in Szene seeeetzen; inszenieren; so tun als ob
stretch anspannen; aufziehen; ausstrecken; ausweiten; bespannen; beziehen; dehnen; recken; spannen; stramm machen; strecken; versteifen
track hinterherkommen; nachfolgen; nachkommen; nachverfolgen
trail nachziehen; schleppen
BijwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
course verlauf
BijwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
round abgerundet; abgeschlossen; aufgebauscht; aufgedunsen; ausgestopft; geschätzt; gespannt; gewölbt; kugelformig; kugelrund; plusminus; prall; ringförmig; rund; um; um herum; ungefähr

Synoniemen voor "Strecke":


Wiktionary: Strecke

Strecke
noun
  1. Bergbau: horizontaler Grubenbau
  2. Jägersprache: gesamte Beute einer Jagd
    • Strecke → bag
  3. Geometrie: beidseitig begrenzte gerade Linie
  4. allgemein: Stück eines Weges
Strecke
noun
  1. geometry: continuous finite segment of such a figure
  2. itinerary of a race
  3. segment of a journey or route
Cross Translation:
FromToVia
• Strecke → segment ↔ segment — Morceau de droite (1)

strecken:

strecken werkwoord (strecke, streckst, streckt, streckte, strecktet, gestreckt)

  1. strecken
    to stretch; to strain; to extend
    • stretch werkwoord (stretchs, stretched, stretching)
    • strain werkwoord (strains, strained, straining)
    • extend werkwoord (extends, extended, extending)
  2. strecken
    to stretch
    – To adjust the size of an item to fit its container. 2
    • stretch werkwoord (stretchs, stretched, stretching)
  3. strecken (beziehen; anspannen; spannen; dehnen; aufziehen)
    to tighten; to stretch
    • tighten werkwoord (tightens, tightened, tightening)
    • stretch werkwoord (stretchs, stretched, stretching)
  4. strecken (verdünnen; verlängern)
    dilute; adulterate; to water down
  5. strecken (sticheln; stecken; stechen; )
    to sting; to prick; to cut
    • sting werkwoord (stings, stinged, stinging)
    • prick werkwoord (pricks, pricked, pricking)
    • cut werkwoord (cuts, cut, cutting)
  6. strecken (recken; dehnen)
    stretch o.s. out
  7. strecken (verklammern; spannen; dehnen; )
    to clamp
    • clamp werkwoord (clamps, clamped, clamping)
  8. strecken (aufwickeln; beheben; abhelfen; )
    remedy; to fix
    • remedy werkwoord
    • fix werkwoord (fixes, fixed, fixing)

Conjugations for strecken:

Präsens
  1. strecke
  2. streckst
  3. streckt
  4. strecken
  5. streckt
  6. strecken
Imperfekt
  1. streckte
  2. strecktest
  3. streckte
  4. streckten
  5. strecktet
  6. streckten
Perfekt
  1. habe gestreckt
  2. hast gestreckt
  3. hat gestreckt
  4. haben gestreckt
  5. habt gestreckt
  6. haben gestreckt
1. Konjunktiv [1]
  1. strecke
  2. streckest
  3. strecke
  4. strecken
  5. strecket
  6. strecken
2. Konjunktiv
  1. streckte
  2. strecktest
  3. streckte
  4. streckten
  5. strecktet
  6. streckten
Futur 1
  1. werde strecken
  2. wirst strecken
  3. wird strecken
  4. werden strecken
  5. werdet strecken
  6. werden strecken
1. Konjunktiv [2]
  1. würde strecken
  2. würdest strecken
  3. würde strecken
  4. würden strecken
  5. würdet strecken
  6. würden strecken
Diverses
  1. streck!
  2. streckt!
  3. strecken Sie!
  5. gestreckt
  6. streckend
1. ich, 2. du, 3. er/sie/es, 4. wir, 5. ihr, 6. sie/Sie

Vertaal Matrix voor strecken:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
clamp Klammer; Klammerhaken; Klemme; Klemmhefter; Kuhklaue; Leimzange
cut Abschnitt; Abzug; Beschneidung; Einkerbung; Einschnitt; Einsparung; Ermäßigung; Herabsetzung; Kerbe; Kerbung; Kostenersparnis; Kürzung; Preisnachlaß; Preisreduzierung; Reduktion; Reduzierung; Rückgang; Scheibe; Schneide; Schneiden; Schnitt; Schnittchen; Schnitte; Schnittwunde; Schnittwündchen; Schrumpfung; Schändung; Senkung; Verminderung; Verringerung
fix Sackgasse
prick Dreckskerl; Grobian; Halunke; Lump; Penis; Pimmel; Rute; Schuft; Schurke; Schwanz
remedy Abhelfen; Arznei; Arzneimittel; Heilmittel; Heilungsmethode; Heilverfahren; Hilfsmittel; Medikament; Medizin
sting Angel; Angelhaken; Haken; Messerstich; Stachel; Stich; Widerhaken
strain Anspannung; Anstrengung; Anstrengungen; Aufwand; Bemühen; Bemühung; Blutdruck; Druck; Kraftanstrengung; Mühe; Mühewaltung; Spannung; Versuch; Zwang
stretch Aufziehen; Finger spreizen; Straßenabschnitt; Strecke; Teilstrecke
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
adulterate strecken; verdünnen; verlängern erlahmen; ermatten; ermüden; erschlaffen; schwach werden; schwächer werden
clamp anspannen; aufziehen; dehnen; fortziehen; krampen; spannen; strecken; verklammern anfassen; anpacken; fassen; festgreifen; festhalten; festklammern; festnehmen; greifen; in Ketten legen; zugreifen
cut einstechen; spritzen; stechen; stecken; sticheln; strecken; verletzen abschneiden; aufs Tapet bringen; ausschneiden; bersten; durchhauen; durchschneiden; einkerben; einschneiden; knipsen; kürzen; schlagen; schneiden; schnipsen; schnitzen; spalten; spleißen; splissen; streichen; stutzen; teilen; zur Sprache bringen
dilute strecken; verdünnen; verlängern erlahmen; ermatten; ermüden; erschlaffen; schwach werden; schwächer werden
extend strecken anbauen; anschwellen; ansteigen; aufhäufeln; aufhäufen; aufstocken; ausbauen; ausbreiten; ausdehnen; ausweiten; bauen; darreichen; erbauen; ergänzen; erhöhen; errichten; erweitern; expandieren; herüberreichen; hinhalten; hinüberreichen; reichen; steigern; verbreiten; vergrößern; vermehren; zunehmen
fix abhelfen; abstellen; anmachen; aufrollen; aufwickeln; beheben; eindrehen; emporheben; heben; hochbinden; hochkrempeln; hochnehmen; lernen; staken; strecken Maßregeln treffen; ablehnen; abstimmen; anbinden; anheften; anknöpfen; anlegen; anpassen; anprobieren; ausbessern; beenden; befestigen; deichseln; einseifen; einteilen; erledigen; erneuern; fertigbringen; fertigkriegen; fertigmachen; fertigstellen; festheften; festknöpfen; festmachen; fixen; flicken; gutmachen; heften; hinbiegen; hindeichseln; hinkriegen; in Ordnung bringen; innovieren; klammern; klären; montieren; regeln; reparieren; restaurieren; schaffen; schnüren; steuern; verknoten; vertäuen; vollbringen; vollenden; wiederaufbauen; wiedereinsetzen; wiederherstellen; zuendespielen; zusammenbinden; zustandebringen
prick einstechen; spritzen; stechen; stecken; sticheln; strecken; verletzen anstechen; aufpicken; aufstechen; heften; stecken
remedy abhelfen; abstellen; anmachen; aufrollen; aufwickeln; beheben; eindrehen; emporheben; heben; hochbinden; hochkrempeln; hochnehmen; lernen; staken; strecken
sting einstechen; spritzen; stechen; stecken; sticheln; strecken; verletzen abschneiden; aufs Tapet bringen; schneiden; zur Sprache bringen
strain strecken
stretch anspannen; aufziehen; beziehen; dehnen; spannen; strecken ausstrecken; ausweiten; bespannen; beziehen; dehnen; recken; stramm machen; versteifen
stretch o.s. out dehnen; recken; strecken
tighten anspannen; aufziehen; beziehen; dehnen; spannen; strecken andrehen; anschrauben; anspannen; anstrengen; festschrauben; schrauben; stramm machen; verschärfen; versteifen
water down strecken; verdünnen; verlängern
Bijvoeglijk NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
cut geschnitten; pur; rein; sauber

Synoniemen voor "strecken":


Wiktionary: strecken

strecken
verb
  1. lengthen by pulling
  2. get more than expected from a limited resource
Cross Translation:
FromToVia
• strecken → stretch; lengthen ↔ uitrekken — door trekken of uitstrekken groter maken
• strecken → anoint; smear; spread; grease; apply; lay out; spread out; extend; spread-eagle; augment; enlarge; increase; aggrandize; magnify; step up; unroll; unfold; unfurl; expand; reach; stretch; stretch out; adulterate; dilute ↔ étendre — Traductions à trier suivant le sens

Verwante vertalingen van Strecke







Uw gratis, snelle en simpele vertaal woordenboek

Copyright © 2000-2024 Interglot ®

Pagina gepresenteerd in 0.0801 seconde
Page rendered in 1.0 seconds