Overzicht
Duits naar Engels:   Meer gegevens...
  1. Vertrieb:
  2. vertreiben:
  3. Wiktionary:


Duits

Uitgebreide vertaling voor Vertrieb (Duits) in het Engels

Vertrieb:

Vertrieb

  1. Vertrieb
  2. Vertrieb
    the sales
    – The exchange of products and services with a customer for money. 1
    • sales [the ~] zelfstandig naamwoord
  3. Vertrieb
    the Sales
    – The area of the application targeted at helping salespeople identify, track, and forecast selling opportunities (be they with existing or new customers) and help bring them to successful closure (sales) more effectively and efficiently. 1
    • Sales [the ~] zelfstandig naamwoord
  4. Vertrieb (Verkauf)
    the sale
    – The exchange of products or services for money. 1
    • sale [the ~] zelfstandig naamwoord

Vertaal Matrix voor Vertrieb:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
Sales Vertrieb
sale Verkauf; Vertrieb Auktion; Ausverkauf; Saisonausverkauf; Saisonschlußverkauf; Schlußverkauf; Verkauf; Versteigerung
sales Vertrieb Absatz; Auktion; Ausverkauf; Ausverkäufe; Saisonausverkauf; Saisonschlußverkauf; Schlußverkauf; Schlußverkäufe; Umsatz; Verkuaf; Versteigerung
OverVerwante vertalingenAndere vertalingen
distributive trades Vertrieb

Synoniemen voor "Vertrieb":


Wiktionary: Vertrieb

Vertrieb
noun
  1. Wirtschaft: Abteilung eines Betriebes, einer Firma, die den Vertrieb [1] abwickelt
  2. Wirtschaft: Teilbereich des Handels; das Geschäft eines Unternehmens mit seinen Abnehmern

Cross Translation:
FromToVia
Vertrieb distribution distributie — verdeling, verspreiding

vertreiben:

vertreiben werkwoord (vertreibe, vertreibst, vertreibt, vertrieb, vertriebt, vertrieben)

  1. vertreiben (entfernen; wegtun; wegschaffen; )
    to remove
    • remove werkwoord (removes, removed, removing)
  2. vertreiben (verhandeln; verkaufen; veräußern; )
    to sell; to handle; to deal in; to hawk; to peddle; to push
    • sell werkwoord (sells, sold, selling)
    • handle werkwoord (handles, handled, handling)
    • deal in werkwoord (deals in, dealt in, dealing in)
    • hawk werkwoord (hawks, hawked, hawking)
    • peddle werkwoord (peddles, peddled, peddling)
    • push werkwoord (pushes, pushed, pushing)
  3. vertreiben (verjagen; abtreiben; wegjagen; fortjagen; forttreiben)
    to disperse; to expel; to dispel; to oust
    • disperse werkwoord (disperses, dispersed, dispersing)
    • expel werkwoord (expels, expelled, expelling)
    • dispel werkwoord (dispels, dispelled, dispelling)
    • oust werkwoord (ousts, ousted, ousting)

Conjugations for vertreiben:

Präsens
  1. vertreibe
  2. vertreibst
  3. vertreibt
  4. vertreiben
  5. vertreibt
  6. vertreiben
Imperfekt
  1. vertrieb
  2. vertriebst
  3. vertrieb
  4. vertrieben
  5. vertriebt
  6. vertrieben
Perfekt
  1. habe vertrieben
  2. hast vertrieben
  3. hat vertrieben
  4. haben vertrieben
  5. habt vertrieben
  6. haben vertrieben
1. Konjunktiv [1]
  1. vertreibe
  2. vertreibest
  3. vertreibe
  4. vertreiben
  5. vertreibet
  6. vertreiben
2. Konjunktiv
  1. vertriebe
  2. vertriebest
  3. vertriebe
  4. vertrieben
  5. vertriebet
  6. vertrieben
Futur 1
  1. werde vertreiben
  2. wirst vertreiben
  3. wird vertreiben
  4. werden vertreiben
  5. werdet vertreiben
  6. werden vertreiben
1. Konjunktiv [2]
  1. würde vertreiben
  2. würdest vertreiben
  3. würde vertreiben
  4. würden vertreiben
  5. würdet vertreiben
  6. würden vertreiben
Diverses
  1. vertreib!
  2. vertreibt!
  3. vertreiben Sie!
  4. vertrieben
  5. vertreibend
1. ich, 2. du, 3. er/sie/es, 4. wir, 5. ihr, 6. sie/Sie

Vertaal Matrix voor vertreiben:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
handle Gehhilfe; Griff; Handgriff; Handle; Henkel; Ohr; Stiel; Tassenohr; Türgriff; Ziehpunkt
hawk Falke; Habicht
push Anprall; Anstoß; Bums; Drücker; Knopf; Puff; Push; Schlag; Stoß; Zusammenstoß; leichter Stoß
remove Abnehmen; Abwischen; Staub abnehmen
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
deal in auktionieren; feilbieten; handeln; verhandeln; verkaufen; vertreiben; veräußern
dispel abtreiben; fortjagen; forttreiben; verjagen; vertreiben; wegjagen ausstossen; verbannen
disperse abtreiben; fortjagen; forttreiben; verjagen; vertreiben; wegjagen auseinanderstieben; auseinandertreiben; ausreiben; ausschwermen; ausstreichen; ausstreuen; aussäen; sich ausspreiten; sich verbreiten; streuen; versprengen; verteilen; zersteuen
expel abtreiben; fortjagen; forttreiben; verjagen; vertreiben; wegjagen ausscheiden; ausschließen; aussperren; ausstossen; ausstoßen; austreiben; disqualifizieren; löschen; tilgen; verbannen
handle auktionieren; feilbieten; handeln; verhandeln; verkaufen; vertreiben; veräußern abfertigen; abhandeln; anwenden; begegnen; behandeln; benutzen; einklarieren; einsetzen; gebrauchen; handhaben; hantieren; verwenden
hawk auktionieren; feilbieten; handeln; verhandeln; verkaufen; vertreiben; veräußern auf der Straße verkaufen; kolportieren
oust abtreiben; fortjagen; forttreiben; verjagen; vertreiben; wegjagen aus der Fassung bringen; bestürzen; entheben; entsetzen; verwirren
peddle auktionieren; feilbieten; handeln; verhandeln; verkaufen; vertreiben; veräußern anbieten; feilbieten; handeln; hausieren; verkaufen
push auktionieren; feilbieten; handeln; verhandeln; verkaufen; vertreiben; veräußern aufschieben; avancieren; befördern; dringen; knuffen; mithilfe von Push übertragen; puffen; schieben; stoßen; verrücken; verschieben; weiterschieben
remove beseitigen; entfernen; fortbringen; fortschaffen; vertreiben; wegschaffen; wegtun abhandeln; abstauben; abtakeln; abwickeln; abwischen; aufräumen; aus der Fassung bringen; ausnehmen; ausräumen; ausscheiden; ausstoßen; beilegen; beseitigen; bestrafen; bestürzen; blamieren; demontieren; entfernen; entfestigen; entgegenhalten; entheben; entsetzen; entstauben; fortschaffen; geringer werden; herausnehmen; jemandem einen Vorwurf machen; leermachen; nachtragen; putzen; reinigen; reinmachen; räumen; rügen; saubermachen; schlechter werden; schlichten; säubern; tadeln; umziehen; verlegen; vermindern; verringern; verrücken; verschieben; verschleppen; verstellen; verweisen; verwirren; vorhalten; vorwerfen; wegführen; wegleiten; wegnehmen; wegräumen; wegschaffen; weniger werden; zurechtweisen; übersiedeln
sell auktionieren; feilbieten; handeln; verhandeln; verkaufen; vertreiben; veräußern etwas verkaufen; verkaufen; verschleißen

Synoniemen voor "vertreiben":


Wiktionary: vertreiben

vertreiben
  1. jemanden oder etwas dazu zwingen, einen Ort zu verlassen
  2. etwas zum Verkauf anbieten
vertreiben
verb
  1. to expel
  2. to force someone to leave
  3. to expel, especially from the mind
  4. to expel; to remove

Cross Translation:
FromToVia
vertreiben expel verdrijven — uit het land verjagen
vertreiben sweep; whisk balayernettoyer un lieu avec le balai.
vertreiben reflect; cite; retrench; shelve renvoyerenvoyer de nouveau.