Overzicht
Duits naar Engels:   Meer gegevens...
  1. Zuhörer:
  2. Wiktionary:


Duits

Uitgebreide vertaling voor Zuhörer (Duits) in het Engels

Zuhörer:

Zuhörer [der ~] zelfstandig naamwoord

  1. der Zuhörer (Hörer)
    the listener
    • listener [the ~] zelfstandig naamwoord
  2. der Zuhörer
    the auditor; the listener; the observer
    • auditor [the ~] zelfstandig naamwoord
    • listener [the ~] zelfstandig naamwoord
    • observer [the ~] zelfstandig naamwoord

Vertaal Matrix voor Zuhörer:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
auditor Zuhörer Auditor; Bilanzprüfer; Hörer; Rechnungsprüfer; Steuerprüfer; Wirtschaftsprüfer
listener Hörer; Zuhörer Listener
observer Zuhörer Beobachter; Observator; Zuschauer

Synoniemen voor "Zuhörer":


Wiktionary: Zuhörer

Zuhörer
noun
  1. someone who listens

Cross Translation:
FromToVia
Zuhörer listener; hearer auditeur — Celui, celle qui écoute un discours, une lecture, un récit, une leçon, une exécution musicale, etc.