Overzicht
Duits naar Engels:   Meer gegevens...
  1. bis:
  2. Biß:
  3. Wiktionary:


Duits

Uitgebreide vertaling voor bis (Duits) in het Engels

bis:

bis bijvoeglijk naamwoord

  1. bis (bis an)
    until; till; to
    • until bijvoeglijk naamwoord
    • till bijvoeglijk naamwoord
    • to bijvoeglijk naamwoord

Vertaal Matrix voor bis:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
till Geldschublade; Lade; Schubfach; Schublade
PrepositionVerwante vertalingenAndere vertalingen
to zu
OverVerwante vertalingenAndere vertalingen
as far as bis; zu
at bis; zu bei; nächst; via; zum; zur
till bis; zu
till at bis; zu
to bis; zu
towards bis; zu
until bis; zu
BijwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
at an; auf; dazu; für; gegen; inerhalb; irgendwohin; nach; zu; zur
till bis; bis an
to bis; bis an an; auf; danach; dazu; gegen; irgendwohin; nach; zu; zur
towards danach; entgegen; gegen; nach; zu
until bis; bis an

Synoniemen voor "bis":

  • erst wenn

Wiktionary: bis

bis
  1. bezeichnet den Zeitpunkt, an welchem das Geschehen des Hauptsatzes endet
  2. temporal: bezeichnet den Endzeitpunkt
  3. -
bis
en-prep
  1. some time before the given time
  2. Until
  3. up to the time of
  4. -
en-con
  1. Until
  2. up to the time that

Cross Translation:
FromToVia
bis until jusqu’àmarquer un certain point que l'on atteindre et au-delà duquel on ne passe pas.
bis until jusqu’à ce que — En attendre qu’un fait se produire à un moment donner et sans dépasser ce terme.

Biß:

Biß [der ~] zelfstandig naamwoord

  1. der Biß (Zwischenmahlzeit; Schnack; Bissen)
    the bite to eat; the snack; the fast food
  2. der Biß (Knacks)
    the bite
    • bite [the ~] zelfstandig naamwoord

Vertaal Matrix voor Biß:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
bite Biß; Knacks Anbeißen; Bissen; Happen; Mundvoll
bite to eat Bissen; Biß; Schnack; Zwischenmahlzeit
fast food Bissen; Biß; Schnack; Zwischenmahlzeit
snack Bissen; Biß; Schnack; Zwischenmahlzeit Bissen; Delikatesse; Erfrischung; Erquickung; Feinkost; Happen; Imbiß; Köstlichkeit; Leckerbissen; Leckerei; Leckereien; Nascherei; Naschwerk; Süßigkeit; Süßigkeiten; etwas Süßes
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
bite anbeißen; beißen; schneiden; zubeißen

Verwante vertalingen van bis