Overzicht


Duits

Uitgebreide vertaling voor erschüttern (Duits) in het Engels

Erschüttern:

Erschüttern [das ~] zelfstandig naamwoord

  1. Erschüttern (Rücke)
    the jolting; the colliding

Vertaal Matrix voor Erschüttern:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
colliding Erschüttern; Rücke
jolting Erschüttern; Rücke Stoßen

erschüttern:

erschüttern werkwoord

  1. erschüttern (schockieren)
    to shock; to scandalize; to give offence; to annoy; be annoying; to scandalise
    • shock werkwoord (shocks, shocked, shocking)
    • scandalize werkwoord, Amerikaans (scandalizes, scandalized, scandalizing)
    • give offence werkwoord (gives offence, gave offence, giving offence)
    • annoy werkwoord (annoies, annoyed, annoying)
    • be annoying werkwoord
    • scandalise werkwoord, Brits
  2. erschüttern (hin und her bewegen; stoßen; beben; vibrieren)
    to shake; to tremble
    • shake werkwoord (shakes, shook, shaking)
    • tremble werkwoord (trembles, trembled, trembling)
  3. erschüttern (erschrecken; schockieren; einen Schreck einjagen)
    to frighten; to tremble; to startle; to jolt; to shake
    • frighten werkwoord (frightens, frightened, frightening)
    • tremble werkwoord (trembles, trembled, trembling)
    • startle werkwoord (startles, startled, startling)
    • jolt werkwoord (jolts, jolted, jolting)
    • shake werkwoord (shakes, shook, shaking)

Vertaal Matrix voor erschüttern:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
shake Milchmischgetränk; Milchshake; Ruck; Schlottern; Stoß; Tremor; Triller; Zittern; erschütternde Bewegung
shock Schock
tremble Schlottern; Zittern
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
annoy erschüttern; schockieren auf die Nerven gehen; belästigen; erregen; irritieren; prickeln; reizen; stören; ärgern
be annoying erschüttern; schockieren
frighten einen Schreck einjagen; erschrecken; erschüttern; schockieren Aangst einjaagen; beängstigen; einschüchtern; erschrecken; sorgen; terrorisieren; tyrannisieren
give offence erschüttern; schockieren auf die Nerven gehen; belästigen; erregen; irritieren; prickeln; reizen; stören; ärgern
jolt einen Schreck einjagen; erschrecken; erschüttern; schockieren schütteln; wackeln
scandalise erschüttern; schockieren
scandalize erschüttern; schockieren
shake beben; einen Schreck einjagen; erschrecken; erschüttern; hin und her bewegen; schockieren; stoßen; vibrieren beben; bibbern; flimmern; frösteln; schwenken; schütteln; umschütteln; vibrieren; zittern; zucken
shock erschüttern; schockieren Anstoß erregen
startle einen Schreck einjagen; erschrecken; erschüttern; schockieren einschüchtern; entsetzen; erschrecken; ertappen; erwischen; etwas unerwartetes tun; terrorisieren; tyrannisieren; überrumpeln
tremble beben; einen Schreck einjagen; erschrecken; erschüttern; hin und her bewegen; schockieren; stoßen; vibrieren beben; bibbern; flimmern; frösteln; schwabbeln; schütteln; vibrieren; zittern; zucken

Wiktionary: erschüttern

erschüttern
verb
  1. transitive: to cause to move
  2. transitive: to disturb emotionally

Cross Translation:
FromToVia
erschüttern amaze; bewilder verbijsteren — in verwarring of extreme verbazing brengen
erschüttern affect; attitudinize; pose; put on airs; feign; move; stir; influence affecter — Traductions à trier suivant le sens
erschüttern move; stir; transfer; transpose; actuate; shift; affect remuermouvoir, déplacer.
erschüttern shake; unsettle; rock ébranleramener par des secousses une chose à ne plus être dans une ferme assiette.
erschüttern move; stir; affect; agitate; incite; stir up; arouse émouvoirprovoquer une émotion.