Home ->Woordenboeken ->Duits/Engels ->Zoek: polieren

Duitse en Engelse zoekresultaten voor: polieren

Overzicht
Duits naar Engels:   Meer gegevens...
  1. polieren:
  2. Wiktionary:

Duits

Uitgebreide vertaling voor polieren (Duits) in het Engels

polieren:

polieren werkwoord (poliere, polierst, poliert, polierte, poliertet, poliert)

  1. polieren (aufpolieren; aufputzen)
    to smudge; to brush up; to strike; to shine up
    • smudge werkwoord (smudges, smudged, smudging)
    • brush up werkwoord (brushes up, brushed up, brushing up)
    • strike werkwoord (strikes, struck, striking)
    • shine up werkwoord (shines up, shined up, shining up)
    to polish
    – make (a surface) shine 1
    • polish werkwoord (polishes, polished, polishing)
      • polish my shoes1
  2. polieren (aufpolieren)
    to polish; to buff
    • polish werkwoord (polishes, polished, polishing)
    • buff werkwoord (buffs, buffed, buffing)
  3. polieren
    to polish
    – make (a surface) shine 1
    • polish werkwoord (polishes, polished, polishing)
      • polish my shoes1
    to smooth
    • smooth werkwoord (smooths, smoothed, smoothing)
  4. polieren (flächen; egalisieren; bügeln; )
    egalize; to smooth; to even
    • egalize werkwoord
    • smooth werkwoord (smooths, smoothed, smoothing)
    • even werkwoord (evens, evened, evening)
    to polish
    – make (a surface) shine 1
    • polish werkwoord (polishes, polished, polishing)
      • polish my shoes1
  5. polieren (glattstreichen; schleifen; schlichten; )
    to buff; to brush up; to spruce up; to doll up; to trick up; rub smooth
    • buff werkwoord (buffs, buffed, buffing)
    • brush up werkwoord (brushes up, brushed up, brushing up)
    • spruce up werkwoord (spruces up, spruced up, sprucing up)
    • doll up werkwoord (dolls up, dolled up, dolling up)
    • trick up werkwoord (tricks up, tricked up, tricking up)
    • rub smooth werkwoord
    to polish
    – bring to a highly developed, finished, or refined state 1
    • polish werkwoord (polishes, polished, polishing)
      • polish your social manners1

Conjugations for polieren:

Präsens
  1. poliere
  2. polierst
  3. poliert
  4. polieren
  5. poliert
  6. polieren
Imperfekt
  1. polierte
  2. poliertest
  3. polierte
  4. polierten
  5. poliertet
  6. polierten
Perfekt
  1. habe poliert
  2. hast poliert
  3. hat poliert
  4. haben poliert
  5. habt poliert
  6. haben poliert
1. Konjunktiv [1]
  1. poliere
  2. polierest
  3. poliere
  4. polieren
  5. polieret
  6. polieren
2. Konjunktiv
  1. polierte
  2. poliertest
  3. polierte
  4. polierten
  5. poliertet
  6. polierten
Futur 1
  1. werde polieren
  2. wirst polieren
  3. wird polieren
  4. werden polieren
  5. werdet polieren
  6. werden polieren
1. Konjunktiv [2]
  1. würde polieren
  2. würdest polieren
  3. würde polieren
  4. würden polieren
  5. würdet polieren
  6. würden polieren
Diverses
  1. polier!
  2. poliert!
  3. polieren Sie!
  5. poliert
  6. polierend
1. ich, 2. du, 3. er/sie/es, 4. wir, 5. ihr, 6. sie/Sie

Vertaal Matrix voor polieren:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
buff Büffelleder
polish Finish; Glanz; Glänzen; Schimmer
strike Anbohren; Arbeitsunterbrechung; Auffallen; Erbohren; Streik
trick up Herausputzen
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
brush up abscheuern; aufpolieren; aufputzen; ausrüsten; feilen; glattstreichen; glätten; herausputzen; polieren; schaben; scheuern; schleifen; schlichten; schmirgeln
buff abscheuern; aufpolieren; ausrüsten; feilen; glattstreichen; glätten; herausputzen; polieren; schaben; scheuern; schleifen; schlichten; schmirgeln
doll up abscheuern; aufpolieren; ausrüsten; feilen; glattstreichen; glätten; herausputzen; polieren; schaben; scheuern; schleifen; schlichten; schmirgeln aufdonnern; aufmachen; aufpolieren; aufputzen; ausschmücken; ausstaffieren; dekorieren; feinmachen; herausputzen; schminken; schmücken; verzieren; zurechtmachen
egalize ausbügeln; ausstreichen; bügeln; ebnen; egalisieren; florieren; flächen; funkeln; glatthobeln; glimmen; glitzern; glätten; polieren; schaben; schimmern; schleifen; schlichten; schmirgeln
even ausbügeln; ausstreichen; bügeln; ebnen; egalisieren; florieren; flächen; funkeln; glatthobeln; glimmen; glitzern; glätten; polieren; schaben; schimmern; schleifen; schlichten; schmirgeln
polish abscheuern; aufpolieren; aufputzen; ausbügeln; ausrüsten; ausstreichen; bügeln; ebnen; egalisieren; feilen; florieren; flächen; funkeln; glatthobeln; glattstreichen; glimmen; glitzern; glätten; herausputzen; polieren; schaben; scheuern; schimmern; schleifen; schlichten; schmirgeln
rub smooth abscheuern; aufpolieren; ausrüsten; feilen; glattstreichen; glätten; herausputzen; polieren; schaben; scheuern; schleifen; schlichten; schmirgeln
shine up aufpolieren; aufputzen; polieren anstecken; anzünden; entzünden
smooth ausbügeln; ausstreichen; bügeln; ebnen; egalisieren; florieren; flächen; funkeln; glatthobeln; glimmen; glitzern; glätten; polieren; schaben; schimmern; schleifen; schlichten; schmirgeln abplatten; ausgleichen; ebnen; egalisieren; nivellieren; raspeln; reiben
smudge aufpolieren; aufputzen; polieren
spruce up abscheuern; aufpolieren; ausrüsten; feilen; glattstreichen; glätten; herausputzen; polieren; schaben; scheuern; schleifen; schlichten; schmirgeln aufmuntern; erquicken
strike aufpolieren; aufputzen; polieren anrühren; antun; aufhören; berühren; besiegen; betreffen; bewegen; einen Klaps geben; einstellen; entbrennen; entflammen; erregen; frappieren; greifen; hauen; indenAusstandtreten; rühren; schlagen; streiken; treffen; unterbrechen; weigern
trick up abscheuern; aufpolieren; ausrüsten; feilen; glattstreichen; glätten; herausputzen; polieren; schaben; scheuern; schleifen; schlichten; schmirgeln
Bijvoeglijk NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
smooth eben; egal; feucht; flach; fließend; flüssig; frivol; geschmeidig; gewissenlos; gleich; glitschig; lasterhaft; obszön; ohne Falten; platt; schamlos; schlüpfrig; schmierig; schmutzig; schweinisch; sittenlos; strömend; sämig; unanständig; unehrenhaft; unflätig; unmoralisch; unsauber; unsittlich; unzüchtig; widerlich
BijwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
even eben; egal; flach; gerade; gleich; neulich; platt; quitt sein; sogar; vorhin

Synoniemen voor "polieren":


Wiktionary: polieren

polieren
  1. (transitiv) auf Glanz bringen, durch reiben glänzend machen, glätten
polieren
verb
  1. give a gloss or sheen to
  2. To polish and make shiny
  3. make a surface smooth or shiny
  4. to polish
Cross Translation:
FromToVia
• polieren → polish; grind; abrade ↔ slijpen — door wrijving met een hard fijnverdeeld poeder het oppervlak van een vast voorwerp spiegelglad maken
• polieren → wax; polish ↔ cirer — Enduire de cirage une chaussure pour la faire briller.







Uw gratis, snelle en simpele vertaal woordenboek

Copyright © 2000-2024 Interglot ®

Pagina gepresenteerd in 0.0505 seconde
Page rendered in 1.0 seconds