Home ->Woordenboeken ->Duits/Engels ->Zoek: wöchentlich

Duitse en Engelse zoekresultaten voor: wöchentlich

Overzicht

Duits naar Engels: Meer gegevens...

wöchentlich:
- hebdomadal; weekly; per week; every week; once a week; each week
Wiktionary:
- wöchentlich → weekly
- wöchentlich → weekly
- wöchentlich → weekly

Duits

Uitgebreide vertaling voor wöchentlich (Duits) in het Engels

wöchentlich:

wöchentlich bijvoeglijk naamwoord

wöchentlich (jede Woche)
hebdomadal; weekly; per week; every week; once a week; each week
- hebdomadal bijvoeglijk naamwoord
- weekly bijvoeglijk naamwoord
- per week bijvoeglijk naamwoord
- every week bijwoord
- once a week bijvoeglijk naamwoord
- each week bijwoord

Vertaal Matrix voor wöchentlich:

Zelfstandig Naamwoord	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
weekly		Blatt; Illustrierte; Journal; Magazin; Meldung; Monatsheft; Monatsschrift; Nachricht; Wochenblatt; Zeitschrift
Bijvoeglijk Naamwoord	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
hebdomadal	jede Woche; wöchentlich
Bijwoord	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
each week	jede Woche; wöchentlich
every week	jede Woche; wöchentlich
Bijwoord	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
once a week	jede Woche; wöchentlich
per week	jede Woche; wöchentlich
weekly	jede Woche; wöchentlich

Synoniemen voor "wöchentlich":

allwöchentlich; einmal die Woche; jede Woche einmal; Abstand; Intervall; Dauer; Frist; Periode; Phase; Spanne; Weile; Zeit; Zeitabschnitt; Zeitabstand; Zeitdauer; Zeitdifferenz; Zeitintervall; Zeitlang; Zeitraum; Zeitspanne

Wiktionary: wöchentlich

wöchentlich

adjective

jede Woche wiederkehrend, in jeder Woche
- wöchentlich → weekly

wöchentlich

adverb

once every week
- weekly → wöchentlich
every week
- weekly → wöchentlich

adjective

of or relating to a week
- weekly → wöchentlich
happening once a week or every week
- weekly → wöchentlich

Cross Translation:

From	To	Via
• wöchentlich	→ weekly	↔ hebdomadaire — Qui revient, qui paraît chaque semaine.

Verwante vertalingen van wöchentlich

zweimal wöchentlich