Overzicht
Duits naar Engels:   Meer gegevens...
  1. wach:
  2. Wiktionary:


Duits

Uitgebreide vertaling voor wach (Duits) in het Engels

wach:

wach bijvoeglijk naamwoord

  1. wach (aufgeweckt; wacker; lebhaft; )
    alert; agile; brisk; rapid; quick; smart
    • alert bijvoeglijk naamwoord
    • agile bijvoeglijk naamwoord
    • brisk bijvoeglijk naamwoord
    • rapid bijvoeglijk naamwoord
    • quick bijvoeglijk naamwoord
    • smart bijvoeglijk naamwoord

Vertaal Matrix voor wach:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
alert Benachrichtigung; Warnung
rapid Schnelle; Stromschnelle
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
alert benachrichtigen
Bijvoeglijk NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
agile aufgeweckt; lebendig; lebhaft; munter; quick; wach; wacker agitiert; aufgebracht; aufgeregt; aufgeweckt; erhitzt; erregt; feurig; flink; frisch; geschwind; hastig; hitzig; lebendig; lebhaft; munter; quick; rasch; schleunig; schnell; tüchtig
alert aufgeweckt; lebendig; lebhaft; munter; quick; wach; wacker aufgeweckt; aufmerksam; bedacht; bedachtsam; behutsam; besonnen; bewußt; flott; lebhaft; quick; schlagfertig; umsichtig; vorsichtig; wachsam
brisk aufgeweckt; lebendig; lebhaft; munter; quick; wach; wacker entschieden; entschlossen; flink; geschwind; hastig; heiter; lebhaft; munter; rasch; schleunig; schnell
quick auf der Stelle; direkt; flink; geschwind; hastig; rasch; schleunig; schnell; sofortig
rapid aufgeweckt; lebendig; lebhaft; munter; quick; wach; wacker auf der Stelle; auf einmal; direkt; flink; geschwind; hastig; plötzlich; rasch; schlagartig; schleunig; schnell; sofortig; unerwartet; unvermittelt; unversehens
smart aufgeweckt; lebendig; lebhaft; munter; quick; wach; wacker anmutig; ansehnlich; apart; aufgeweckt; ausgekocht; ausgeschlafen; behende; brillant; clever; dreist; durchtrieben; einsichtsvoll; elegant; fein; fiffig; flink; flott; galant; gebildet; gelehrt; genial; gepflegt; gerieben; gerissen; gescheit; geschickt; geschmacksvoll; geschmeidig; geschult; gewandt; gewichst; gewieft; gewiegt; geübt; glatt; grazil; graziös; helle; hinterlistig; hochgelehrt; intelligent; klug; listig; nett; pfiffig; piekfein; sachverständig; scharfsichtig; scharfsinnig; schick; schlagfertig; schlau; schleimig; schneidig; spitzfindig; stilvoll; vernünftig; verschmitzt; weise; witzig
BijwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
quick aufgeweckt; lebendig; lebhaft; munter; quick; wach; wacker abrupt; auf einmal; flink; gerieben; geschwind; hastig; leichtfüßig; mit einem Male; plötzlich; rasch; schlagartig; schlau; schleunig; schnell; schnellfüßig; unerwartet; unvermittelt; unversehens

Synoniemen voor "wach":


Wiktionary: wach

wach
adjective
  1. nicht schlafend, bereits aus dem Schlaf erwacht oder noch nicht eingeschlafen
wach
adjective
  1. alert, awake
  2. conscious

Cross Translation:
FromToVia
wach awake wakker — niet in slaap, op
wach active; alert; brisk; keen; adroit; lively; sprightly; spirited; vigorous; perky; spry; in action; assets actif — Qui agir ou qui a la vertu d’agir.
wach vigilant vigilant — Qui veille avec attention.

Verwante vertalingen van wach