Overzicht
Duits naar Engels:   Meer gegevens...
  1. Heim:
  2. Wiktionary:


Duits

Uitgebreide vertaling voor Heim (Duits) in het Engels

Heim:

Heim [das ~] zelfstandig naamwoord

  1. Heim (Wohnung; Zuhause; Wohnort; Sitz; Wohnsitz)
    the residence; the base; the home
    • residence [the ~] zelfstandig naamwoord
    • base [the ~] zelfstandig naamwoord
    • home [the ~] zelfstandig naamwoord
    the house
    – a dwelling that serves as living quarters for one or more families 1
    • house [the ~] zelfstandig naamwoord
      • he has a house on Cape Cod1
      • she felt she had to get out of the house1
  2. Heim (Anlaufstelle; Asyl)
    the refuge; the asylum; the shelter; the retreat
    • refuge [the ~] zelfstandig naamwoord
    • asylum [the ~] zelfstandig naamwoord
    • shelter [the ~] zelfstandig naamwoord
    • retreat [the ~] zelfstandig naamwoord

Vertaal Matrix voor Heim:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
asylum Anlaufstelle; Asyl; Heim Luftschutzkeller; Schutz; Tierheim; Versteck; Zuflucht; Zufluchtshafen; Zufluchtsort; Zufluchtstätte
base Heim; Sitz; Wohnort; Wohnsitz; Wohnung; Zuhause Base; Boden; Erde; Fundament; Fußboden; Grund; Grundfläche; Grundierung; Grundzahl; Haus; Wohnung
home Heim; Sitz; Wohnort; Wohnsitz; Wohnung; Zuhause Anstalt; Einrichtung; Haus; Häuschen; Hütte; Irrenanstalt; Irrenhaus; Nervenheilanstalt; POS1; Wohnort; Wohnplatz; Wohnsitz; Wohnung; Zuhause; psychiatrische Klinik
house Heim; Sitz; Wohnort; Wohnsitz; Wohnung; Zuhause Betrieb; Firma; Gebäude; Genossenschaft; Gesellschaftsfirma; Haus; Häuschen; Häuser; Hütte; Schoß
refuge Anlaufstelle; Asyl; Heim Asyl; Ausweichstelle; Freistätte; Luftschutzkeller; Luftschutzraum; Ruhepunkt; Schlupfloch; Schlupfwinkel; Schutz; Tierheim; Unterkunft; Unterschlupf; Verkehrsinsel; Versteck; Zuflucht; Zufluchtshafen; Zufluchtsort; Zufluchtstätte
residence Heim; Sitz; Wohnort; Wohnsitz; Wohnung; Zuhause Gebäude; Haus; Häuschen; Häuser; Hütte; Schoß; Villa; Wohnort; Wohnplatz; Wohnsitz; Wohnung
retreat Anlaufstelle; Asyl; Heim Abzug; Exerzitien; Exerzitienhaus; Exerzitienhäuser; Freizeit; Rückzug; Tierheim
shelter Anlaufstelle; Asyl; Heim Abdach; Akkommodation; Anlaufstelle; Auffangstelle; Beschützung; Bleibe; Freistätte; Geborgenheit; Logis; Luftschutzkeller; Obdach; Protrektion; Quartier; Schirmdach; Schlupfloch; Schlupfwinkel; Schutz; Sicherheit; Tierheim; Unterkommen; Unterkunft; Unterschlupf; Unterstand; Versteck; Vordach; Wohnraumbeschaffung; Wohnung; Zuflucht; Zufluchtshafen; Zufluchtsort; Zufluchtstätte
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
base ausphälen; begründen; begründen auf; beruhen auf; fundieren; gründen; stützen
house akkomodieren; beherbergen; einquartieren; hausen; leben; unterbringen; wohnen
refuge sich verstecken; zuflücten
shelter akkomodieren; beherbergen; einquartieren; hausen; jemandem Unterkunft bieten; leben; sich verstecken; unterbringen; wohnen; zuflücten
Bijvoeglijk NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
base gemein; nicht adlig; nieder; niederträchtig; niedrig; obszön; platt; schamlos; schelmisch; scheußlich; schlecht; schlimm; schlüpfrig; schmutzig; schmählich; schofel; schuftig; schurkisch; schwach; schweinisch; schwächlich; schäbig; schändlich; seicht; tief; trivial; tückisch; unedel; verbrecherisch; verrucht; winzig; öffentlich
BijwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
home im Hause; zu Hause

Synoniemen voor "Heim":


Wiktionary: Heim

Heim
noun
  1. Unterkunft für einen bestimmten Personenkreis, zum Beispiel Senioren oder Kinder
  2. Zuhause, Wohnung
Heim
noun
  1. an affordable overnight lodging place
  2. place of refuge or rest
  3. house or structure in which someone lives
  4. building or part thereof

Cross Translation:
FromToVia
Heim home tehuis — vaste verblijfplaats
Heim household; home; hearth foyer — Maison, demeure
Heim home maison — Foyer

Verwante vertalingen van Heim