Overzicht
Duits naar Engels:   Meer gegevens...
  1. Metier:
  2. Wiktionary:


Duits

Uitgebreide vertaling voor Metier (Duits) in het Engels

Metier:

Metier [das ~] zelfstandig naamwoord

  1. Metier (Fach; Beruf; Branche)
    the métier; the profession; the trade; the craft
    • métier [the ~] zelfstandig naamwoord
    • profession [the ~] zelfstandig naamwoord
    • trade [the ~] zelfstandig naamwoord
    • craft [the ~] zelfstandig naamwoord

Vertaal Matrix voor Metier:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
craft Beruf; Branche; Fach; Metier Beruf; Berufsverband; Branche; Erwerb; Fahrzeug; Gemeinschaft; Genossenschaft; Gesellschaft; Gewerbe; Gilde; Gruppe; Handel; Handwerk; Handwerksgilde; Kaufhandel; Klub; Korporation; Kreis; Runde; Verein; Vereinigung; Wirtschaft
métier Beruf; Branche; Fach; Metier Beruf; Branche; Erwerb; Gewerbe; Handel; Handwerk; Kaufhandel; Wirtschaft
profession Beruf; Branche; Fach; Metier Arbeit; Beruf; Branche; Erwerb; Fach; Gewerbe; Handel; Handwerk; Job; Kaufhandel; Wirtschaft
trade Beruf; Branche; Fach; Metier Geschäfte; Geschäftsverkehr; Handel; Handelsverkehr; Handelsware; Kaufware; Kommerzie
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
trade Handel treiben; abwechseln; austauschen; auswechseln; einlösen; eintauschen; einwechseln; erneuern; handeln; herstellen; konvertieren; neugestalten; renovieren; restaurieren; tauschen; umtauschen; umwandeln; umwechseln; umändern; vertauschen; verwechseln; verändern; wechseln; wiederaufbauen; wiederherstellen

Synoniemen voor "Metier":


Wiktionary: Metier

Metier
noun
  1. Arbeitsbereich, den jemand erlernt hat
Metier
noun
  1. activity to which a person is particularly suited; a forte
  2. activity that is pursued as a trade or profession; a calling

Cross Translation:
FromToVia
Metier domain; specialty domaine — Compétence.