Overzicht
Duits naar Engels:   Meer gegevens...
  1. Pein:
  2. Wiktionary:


Duits

Uitgebreide vertaling voor Pein (Duits) in het Engels

Pein:

Pein [die ~] zelfstandig naamwoord

  1. die Pein (Schmerz; Leid; Kummer; Mühe)
    the pain; the sorrow; the grief; the misery; the distress; the sadness
    • pain [the ~] zelfstandig naamwoord
    • sorrow [the ~] zelfstandig naamwoord
    • grief [the ~] zelfstandig naamwoord
    • misery [the ~] zelfstandig naamwoord
    • distress [the ~] zelfstandig naamwoord
    • sadness [the ~] zelfstandig naamwoord

Vertaal Matrix voor Pein:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
distress Kummer; Leid; Mühe; Pein; Schmerz Elend; Gram; Kummer; Schlamassel; Unannehmlichkeit; Verdruß
grief Kummer; Leid; Mühe; Pein; Schmerz Bekümmernis; Betrübnis; Gram; Griesgram; Kummer; Schmerzen; Trauer; Traurigkeit; Trübsal; Verdrießlichkeit; Verdruß
misery Kummer; Leid; Mühe; Pein; Schmerz Elend; Katastrophe; Leid; Malheur; Misere; Mißgeschick; Not; Pech; Schicksalsschlag; Schicksalsschläge; Schlamassel; Schwierigkeit; Sorge; Unglück; Unglücksfall; Unheil
pain Kummer; Leid; Mühe; Pein; Schmerz Belästigung; Qual; Quälung; Übel
sadness Kummer; Leid; Mühe; Pein; Schmerz Bekümmernis; Betrübnis; Folter; Gram; Kummer; Qual; Quälerei; Trauer; Traurigkeit; Trübsal; Wehmut
sorrow Kummer; Leid; Mühe; Pein; Schmerz Bekümmernis; Betrübnis; Folter; Gram; Kummer; Leid; Misere; Mißgeschick; Not; Qual; Quälerei; Schicksalsschlag; Schicksalsschläge; Schlamassel; Trauer; Traurigkeit; Trübsal; Unglück; Verdruß

Synoniemen voor "Pein":


Wiktionary: Pein

Pein
noun
  1. Schmerz, Qual
Pein
noun
  1. extreme pain of mind or body

Cross Translation:
FromToVia
Pein distress; pain pijn — geestelijk leed