Overzicht
Duits naar Engels:   Meer gegevens...
  1. Scheidung:
  2. Wiktionary:


Duits

Uitgebreide vertaling voor Scheidung (Duits) in het Engels

Scheidung:

Scheidung [die ~] zelfstandig naamwoord

  1. die Scheidung (Trennung; Einschnitt; Unterbrechung; Bruch; Teilung)
    the separation; the segregation; the divorce; the division; the partition
  2. die Scheidung (Ehescheidung)
    the divorce
    • divorce [the ~] zelfstandig naamwoord
  3. die Scheidung (Entwirrung; Trennung; Bruch; Teilung)
    the disentanglement

Vertaal Matrix voor Scheidung:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
disentanglement Bruch; Entwirrung; Scheidung; Teilung; Trennung
division Bruch; Einschnitt; Scheidung; Teilung; Trennung; Unterbrechung Abschnitt; Abteilung; Abzweigung; Brigade; Division; Gabelung; Geschäftsbereich; Geschäftsstelle; Hauptgruppe; Sektion; Truppe; Uneinigkeit; Vernichtigung; Vertilgung; Verzweigung; Zwiedracht; Zwiespalt; Zwiespältigkeit; Zwietracht; Zwieträchte
divorce Bruch; Ehescheidung; Einschnitt; Scheidung; Teilung; Trennung; Unterbrechung Ehescheidung
partition Bruch; Einschnitt; Scheidung; Teilung; Trennung; Unterbrechung Abdichten; Abschliessen; Absonderung; Abtrennung; Datenträgerpartition; Dichten; Drahtgitter; Einzäunung; Gatter; Gitter; Gitterzaun; Partition; Querschuß; Schliessen; Trennung; Umzäunung; Vergitterung; Vernichtigung; Vertilgung; Zaun; Zwischenmauer
segregation Bruch; Einschnitt; Scheidung; Teilung; Trennung; Unterbrechung
separation Bruch; Einschnitt; Scheidung; Teilung; Trennung; Unterbrechung Absonderung; Abtrennung; Isolierung; Trennung
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
divorce abkoppeln; aus einander spleißen; loskoppeln; scheiden; spleißen; splissen; trennen

Synoniemen voor "Scheidung":


Wiktionary: Scheidung

Scheidung
noun
  1. formelle, juristische Auflösung einer Ehe
Scheidung
noun
  1. legal dissolution of a marriage

Cross Translation:
FromToVia
Scheidung divorce echtscheiding — formele verbreking van een huwelijksband