Schwätzer in het Engels vertaald uit het Duits

Remove Ads

Overzicht

Duits naar Engels: Meer gegevens...

Schwätzer:
- boaster; braggart; snout; jaws; mouth; orifice; face; fussbudget; show-off; swankers; bluffers; boasters; charlatans; windbags; great talker; strutters; show-offs; chatters; jawer; ginger-snaps; chattering fools; chatter-boxes; scald-heads
Wiktionary:
- Schwätzer → windbag, blabber, babbler, chatterbox, tattletale

Duits

Uitgebreide vertaling voor Schwätzer (Duits) in het Engels

Schwätzer:

Schwätzer [der ~] zelfstandig naamwoord

der Schwätzer (Angeber; Großmaul; Wichtigtuer; Aufschneider; Großsprecher; Großtuer; Dicktuer)
the boaster; the braggart
- boaster [the ~] zelfstandig naamwoord
- braggart [the ~] zelfstandig naamwoord
der Schwätzer
the snout; the jaws; the mouth; the orifice; the face
- snout [the ~] zelfstandig naamwoord
- jaws [the ~] zelfstandig naamwoord
- mouth [the ~] zelfstandig naamwoord
- orifice [the ~] zelfstandig naamwoord
- face [the ~] zelfstandig naamwoord
der Schwätzer (Wichtigtuer; Angeber; Großmaul; Prahler; Aufschneider; Großsprecher; Großtuer; Dicktuer)
the fussbudget; the show-off
- fussbudget [the ~] zelfstandig naamwoord
- show-off [the ~] zelfstandig naamwoord
der Schwätzer (Angeber; Wichtigtuer; Aufschneider; Scharlatane; Dicktuer)
the swankers; the bluffers; the boasters; the charlatans; the windbags
- swankers [the ~] zelfstandig naamwoord
- bluffers [the ~] zelfstandig naamwoord
- boasters [the ~] zelfstandig naamwoord
- charlatans [the ~] zelfstandig naamwoord
- windbags [the ~] zelfstandig naamwoord
der Schwätzer (Quatschkopf)
the great talker
- great talker [the ~] zelfstandig naamwoord
der Schwätzer (Aufschneider; Dicktuer)
the strutters; the show-offs
- strutters [the ~] zelfstandig naamwoord
- show-offs [the ~] zelfstandig naamwoord
der Schwätzer (Schwätzerinnen)
the chatters; the jawer; the ginger-snaps; the chattering fools; the chatter-boxes; the scald-heads
- chatters [the ~] zelfstandig naamwoord
- jawer [the ~] zelfstandig naamwoord
- ginger-snaps [the ~] zelfstandig naamwoord
- chattering fools [the ~] zelfstandig naamwoord
- chatter-boxes [the ~] zelfstandig naamwoord
- scald-heads [the ~] zelfstandig naamwoord

Vertaal Matrix voor Schwätzer:

Zelfstandig Naamwoord	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
bluffers	Angeber; Aufschneider; Dicktuer; Scharlatane; Schwätzer; Wichtigtuer
boaster	Angeber; Aufschneider; Dicktuer; Großmaul; Großsprecher; Großtuer; Schwätzer; Wichtigtuer	Angeber; Aufschneider; Dicktuer; Geruchmacher; Großmaul; Großsprecher; Prahler
boasters	Angeber; Aufschneider; Dicktuer; Scharlatane; Schwätzer; Wichtigtuer
braggart	Angeber; Aufschneider; Dicktuer; Großmaul; Großsprecher; Großtuer; Schwätzer; Wichtigtuer	Angeber; Aufschneider; Dicktuer; Geruchmacher; Getratsch; Großmaul; Großsprecher; Klatscherei; Prahler; Prahlhans; Protz; Wichtigtuer; gauner
charlatans	Angeber; Aufschneider; Dicktuer; Scharlatane; Schwätzer; Wichtigtuer	Kurpfuscher; Quacksalber; Scharlatane; Wunderärzte
chatter-boxes	Schwätzer; Schwätzerinnen	Klatschtanten
chattering fools	Schwätzer; Schwätzerinnen
chatters	Schwätzer; Schwätzerinnen
face	Schwätzer	Anblick; Angesicht; Antlitz; Ebene; Fassade; Feld; Fläche; Fratze; Fresse; Front; Gesicht; Giebel; Klappe; Mund; Schauspiel; Schnabel; Schnauze; Schriftart; Spitze; Szene; Visage; Vordere Giebel; Vorderrand; Vorderseite; Vorseite; vordere Ende
fussbudget	Angeber; Aufschneider; Dicktuer; Großmaul; Großsprecher; Großtuer; Prahler; Schwätzer; Wichtigtuer
ginger-snaps	Schwätzer; Schwätzerinnen
great talker	Quatschkopf; Schwätzer
jawer	Schwätzer; Schwätzerinnen
jaws	Schwätzer	Fresse; Klappe; Mund; Schnabel; Schnauze
mouth	Schwätzer	Fresse; Klappe; Mund; Mündung; Schnabel; Schnauze; Zufluß
orifice	Schwätzer	Mund
scald-heads	Schwätzer; Schwätzerinnen
show-off	Angeber; Aufschneider; Dicktuer; Großmaul; Großsprecher; Großtuer; Prahler; Schwätzer; Wichtigtuer	Arbeitstier; Arschkrieger; Geruchmacher; Großtuer; Kriecher; Protz; Schleicher; Speichellecker; Wichtigtuer
show-offs	Aufschneider; Dicktuer; Schwätzer
snout	Schwätzer	Fresse; Klappe; Mund; Schnabel; Schnauze
strutters	Aufschneider; Dicktuer; Schwätzer
swankers	Angeber; Aufschneider; Dicktuer; Scharlatane; Schwätzer; Wichtigtuer
windbags	Angeber; Aufschneider; Dicktuer; Scharlatane; Schwätzer; Wichtigtuer	Kurpfuscher; Quacksalber; Scharlatane; Wunderärzte
Werkwoord	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
face		die Stirn bieten; konfrontieren; sichbehaupten; trotzen
snout		grapschen; klemmen; krallen; wegkappern

Synoniemen voor "Schwätzer":

Dauerquassler; Laberbacke; Laberkopf; Laberkopp; Labertasche; Plappermaul; Plaudertasche; Quasselstrippe; Quatschkopp

Wiktionary: Schwätzer

Schwätzer

noun

jemand, der zu jedem Thema meist ungefragt ausschweifende Kommentare abgibt, die im eigentlichen Sinne keiner der Anwesenden hören möchte
- Schwätzer → windbag; blabber; babbler

Schwätzer

noun

one who chats or talks to excess
- chatterbox → Schwätzerin; Schwätzer
one who gossips
- tattletale → Klatschbase; Quasselstrippe; Quatschtüte; Schwätzer; Schwätzerin; Tratschtante

Remove Ads

Vertaal Schwätzer van Duits naar Engels

Uitgebreide vertaling voor Schwätzer (Duits) in het Engels

Schwätzer:

Schwätzer [der ~] zelfstandig naamwoord

der Schwätzer (Angeber; Großmaul; Wichtigtuer; Aufschneider; Großsprecher; Großtuer; Dicktuer)

der Schwätzer

der Schwätzer (Wichtigtuer; Angeber; Großmaul; Prahler; Aufschneider; Großsprecher; Großtuer; Dicktuer)

der Schwätzer (Angeber; Wichtigtuer; Aufschneider; Scharlatane; Dicktuer)

der Schwätzer (Quatschkopf)

der Schwätzer (Aufschneider; Dicktuer)

der Schwätzer (Schwätzerinnen)

Vertaal Matrix voor Schwätzer:

Synoniemen voor "Schwätzer":

Wiktionary: Schwätzer