Duits
Uitgebreide vertaling voor Signale geben (Duits) in het Engels
Signale geben:
-
Signale geben (senden; telegrafieren)
Conjugations for Signale geben:
Präsens
- gebe Signale
- gibst Siganle
- gibt Signale
- geben Signale
- gebt Signale
- geben Signale
Imperfekt
- gab
- gabst
- gab
- gaben
- gabt
- gaben
Perfekt
- habe gegeben
- hast gegeben
- hat gegeben
- haben gegeben
- habt gegeben
- haben gegeben
1. Konjunktiv [1]
- gebe Signale
- gebest Signale
- gebe Signale
- geben Signale
- gebet Signale
- geben Signale
2. Konjunktiv
- gäbe Signale
- gäbest Signale
- gäbe Signale
- gäben Signale
- gäbet Signale
- gäben Signale
Futur 1
- werde Signale geben
- wirst Signale geben
- wird Signale geben
- werden Signale geben
- werdet Signale geben
- werden Signale geben
1. Konjunktiv [2]
- würde Signale geben
- würdest Signale geben
- würde Signale geben
- würden Signale geben
- würdet Signale geben
- würden Signale geben
Diverses
- geb Signale!
- gebt Signale!
- geben Sie Signale!
- gegeben
- gebend
1. ich, 2. du, 3. er/sie/es, 4. wir, 5. ihr, 6. sie/Sie
Vertaal Matrix voor Signale geben:
| Zelfstandig Naamwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
| signal | Fingerzeig; Signal; Tonsignal; Wink; Zeichen | |
| Werkwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
| make a signal | Signale geben; senden; telegrafieren | |
| signal | Signale geben; senden; telegrafieren | aufklären; aufmerksam machen; beglaubigen; bemerken; benachrichtigen; bescheinigen; bestaetigen; feststellen; hinweisen; informieren; merken; signalisieren; spüren; wahrnehmen |