Overzicht
Duits naar Engels:   Meer gegevens...
  1. Stechen:
  2. Wiktionary:


Duits

Uitgebreide vertaling voor Stechen (Duits) in het Engels

Stechen:

Stechen [das ~] zelfstandig naamwoord

  1. Stechen
    the stinging; the pricking; the sticking

Vertaal Matrix voor Stechen:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
pricking Stechen
sticking Stechen Ankleben; Kleben; Plakken
stinging Stechen
Bijvoeglijk NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
sticking eintretend; zutretend
stinging anzüglich; beißend; bissig; gehässig; mit schneidender Stimme; sarkastisch; scharf; schneidend; stachlig; stechend; stoppelig; ätzend

Synoniemen voor "Stechen":

  • stechender Schmerz; Stich

Wiktionary: Stechen

Stechen
noun
  1. in einem Sportwettkampf die Entscheidung um den Sieg zwischen den punktgleich Führenden
  2. durchdringender Schmerz, Stich
Stechen
noun
  1. the practice of incising a design onto a hard, flat surface
  2. local sharp pain

Verwante vertalingen van Stechen