Overzicht
Duits naar Engels:   Meer gegevens...
  1. Vermieter:
  2. Wiktionary:


Duits

Uitgebreide vertaling voor Vermieter (Duits) in het Engels

Vermieter:

Vermieter [der ~] zelfstandig naamwoord

  1. der Vermieter (Verleier)
    the lessor; the landlord; the landlady
    • lessor [the ~] zelfstandig naamwoord
    • landlord [the ~] zelfstandig naamwoord
    • landlady [the ~] zelfstandig naamwoord
    the letter
    – owner who lets another person use something (housing usually) for hire 1
    • letter [the ~] zelfstandig naamwoord
  2. der Vermieter (Verpächter)
    the lessor; the landlord
    • lessor [the ~] zelfstandig naamwoord
    • landlord [the ~] zelfstandig naamwoord
    the letter
    – owner who lets another person use something (housing usually) for hire 1
    • letter [the ~] zelfstandig naamwoord
  3. der Vermieter (Wirt; Hauswirt; Zimmervermieter)
    the landlord
    • landlord [the ~] zelfstandig naamwoord

Vertaal Matrix voor Vermieter:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
landlady Verleier; Vermieter Schankwirt; Wirt; Wirtin; Zimmervermieter; Zimmervermieterin; Zimmerwirt
landlord Hauswirt; Verleier; Vermieter; Verpächter; Wirt; Zimmervermieter Barkeeper; Cafébesitzer; Grundbesitzer; Grundherr; Kneipenbesitzer; Landeigentümer; Schankwirt; Schloßherr; Wirt; Zimmervermieter; Zimmerwirt
lessor Verleier; Vermieter; Verpächter
letter Verleier; Vermieter; Verpächter Brief; Schreiben

Synoniemen voor "Vermieter":


Wiktionary: Vermieter

Vermieter
noun
  1. Person, die eine Sache vermieten
Vermieter
noun
  1. owner of property that is leased
  2. person who owns and rents land such as a house, apartment, or condo