Overzicht
Duits naar Engels:   Meer gegevens...
  1. Zittern:
  2. Wiktionary:


Duits

Uitgebreide vertaling voor Zittern (Duits) in het Engels

Zittern:

Zittern [das ~] zelfstandig naamwoord

  1. Zittern (Tremor)
    the tremor; the shake
    • tremor [the ~] zelfstandig naamwoord
    • shake [the ~] zelfstandig naamwoord
  2. Zittern
    the shivers; the quivers
    • shivers [the ~] zelfstandig naamwoord
    • quivers [the ~] zelfstandig naamwoord
  3. Zittern (Schlottern)
    the shiver; the quiver; the tremble; the shake; the shudder; the tremor
    • shiver [the ~] zelfstandig naamwoord
    • quiver [the ~] zelfstandig naamwoord
    • tremble [the ~] zelfstandig naamwoord
    • shake [the ~] zelfstandig naamwoord
    • shudder [the ~] zelfstandig naamwoord
    • tremor [the ~] zelfstandig naamwoord

Vertaal Matrix voor Zittern:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
quiver Schlottern; Zittern Erschütterung
quivers Zittern Dampfkessel
shake Schlottern; Tremor; Zittern Milchmischgetränk; Milchshake; Ruck; Stoß; Triller; erschütternde Bewegung
shiver Schlottern; Zittern Erschütterung
shivers Zittern Schauder; Schauer; Splitter; Späne
shudder Schlottern; Zittern Beben; Erschütterung
tremble Schlottern; Zittern
tremor Schlottern; Tremor; Zittern Erschütterung
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
quiver beben; bibbern; brennen; flimmern; frösteln; klopfen; unruhig warten auf etwas; vibrieren; zittern; zucken
shake beben; bibbern; einen Schreck einjagen; erschrecken; erschüttern; flimmern; frösteln; hin und her bewegen; schockieren; schwenken; schütteln; stoßen; umschütteln; vibrieren; zittern; zucken
shiver beben; bibbern; frieren; frösteln; grausen; schaudern; schlottern; schnattern; schütteln; sich grausen; sich gruseln; vibrieren; vor Angst schlottern; zittern; zucken; zähneklappern
shudder beben; bibbern; entsetzen; flimmern; frösteln; grauen; grausen; schaudern; sich grausen; sich gruseln; verabscheuen; vibrieren; vor Angst schlottern; zittern; zucken
tremble beben; bibbern; einen Schreck einjagen; erschrecken; erschüttern; flimmern; frösteln; hin und her bewegen; schockieren; schwabbeln; schütteln; stoßen; vibrieren; zittern; zucken

Wiktionary: Zittern

Zittern
noun
  1. the act or result of shivering
  2. a shake
  3. shake, quiver, or vibration