Overzicht
Duits naar Engels:   Meer gegevens...
  1. abbüßen:
  2. Wiktionary:


Duits

Uitgebreide vertaling voor abbüßen (Duits) in het Engels

abbüßen:

abbüßen werkwoord

  1. abbüßen (gutmachen; aufarbeiten; sühnen)
    to rectify; to make up; to make good
    • rectify werkwoord (rectifies, rectified, rectifying)
    • make up werkwoord (makes up, made up, making up)
    • make good werkwoord (makes good, made good, making good)
  2. abbüßen (kompensieren; ersetzen; vergüten; )
    compensate for; to counterbalance; to make good

Vertaal Matrix voor abbüßen:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
counterbalance Gegenwirkung
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
compensate for abbüßen; ausgleichen; belohnen; einbringen; entgelten; ersetzen; erstatten; gutmachen; honorieren; kompensieren; sühnen; vergüten; wiedergutmachen
counterbalance abbüßen; ausgleichen; belohnen; einbringen; entgelten; ersetzen; erstatten; gutmachen; honorieren; kompensieren; sühnen; vergüten; wiedergutmachen
make good abbüßen; aufarbeiten; ausgleichen; belohnen; einbringen; entgelten; ersetzen; erstatten; gutmachen; honorieren; kompensieren; sühnen; vergüten; wiedergutmachen abkaufen; entschädigen; gutmachen; zurückzahlen
make up abbüßen; aufarbeiten; gutmachen; sühnen Streit beilegen; anmalen; ausdenken; ausklügeln; austüfteln; beschwindeln; blühen; einigen; erdichten; erfinden; ersinnen; fabulieren; florieren; gedeihen; in die Kosten teilen; lügen; phantasieren; planen; schlichten; schminken; schwindeln; sich ausdenken; vergleichen
rectify abbüßen; aufarbeiten; gutmachen; sühnen aufbessern; berichtigen; bessern; gutmachen; korrigieren; rektifizieren; richtigstellen; verbessern; zurechtrücken

Wiktionary: abbüßen

abbüßen
verb
  1. transitiv, meist Recht: (eine Strafe) ableisten