Home ->Woordenboeken ->Duits/Engels ->Vertaal abgelagert

Vertaal abgelagert van Duits naar Engels

Overzicht
Duits naar Engels:   Meer gegevens...
  1. abgelagert:
  2. ablagern:
  3. Wiktionary:

Duits

Uitgebreide vertaling voor abgelagert (Duits) in het Engels

abgelagert:

abgelagert bijvoeglijk naamwoord

  1. abgelagert
    matured; seasoned; stale; ripe

Vertaal Matrix voor abgelagert:

Bijvoeglijk NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
matured abgelagert
ripe abgelagert ausgetragen; reif
seasoned abgelagert abgehärtet; bewandert; erfahren; feurig; gehärtet; gepfeffert; geschult; gestanden; gewandt; gewürzt; geübt; herzhaft; pikant; qualifiziert; routiniert; scharf; würzig
stale abgelagert bedrängt; beklemmt; dumpf; schal; staubig; unrein; unsauber

abgelagert vorm van ablagern:

ablagern werkwoord (lagere ab, lagerst ab, lagert ab, lagerte ab, lagertet ab, abgelagert)

  1. ablagern (legen; deponieren; bergen; unterbringen)
    to put; to lay; to place
    • put werkwoord (puts, put, putting)
    • lay werkwoord (lays, laid, laying)
    • place werkwoord (places, placed, placing)
  2. ablagern (deponieren; unterbringen; ablegen; wegbergen)
    to put
    • put werkwoord (puts, put, putting)
  3. ablagern (bergen; unterbringen; ablegen; deponieren)
    to place; position; to put; to situate
    • place werkwoord (places, placed, placing)
    • position werkwoord
    • put werkwoord (puts, put, putting)
    • situate werkwoord (situates, situated, situating)

Conjugations for ablagern:

Präsens
  1. lagere ab
  2. lagerst ab
  3. lagert ab
  4. lageren ab
  5. lagert ab
  6. lageren ab
Imperfekt
  1. lagerte ab
  2. lagertest ab
  3. lagerte ab
  4. lagerten ab
  5. lagertet ab
  6. lagerten ab
Perfekt
  1. habe abgelagert
  2. hast abgelagert
  3. hat abgelagert
  4. haben abgelagert
  5. habt abgelagert
  6. haben abgelagert
1. Konjunktiv [1]
  1. lagere ab
  2. lagerest ab
  3. lagere ab
  4. lageren ab
  5. lageret ab
  6. lageren ab
2. Konjunktiv
  1. lagerte ab
  2. lagertest ab
  3. lagerte ab
  4. lagerten ab
  5. lagertet ab
  6. lagerten ab
Futur 1
  1. werde ablagern
  2. wirst ablagern
  3. wird ablagern
  4. werden ablagern
  5. werdet ablagern
  6. werden ablagern
1. Konjunktiv [2]
  1. würde ablagern
  2. würdest ablagern
  3. würde ablagern
  4. würden ablagern
  5. würdet ablagern
  6. würden ablagern
Diverses
  1. lager ab!
  2. lagert ab!
  3. lageren Sie ab!
  5. abgelagert
  6. ablagernd
1. ich, 2. du, 3. er/sie/es, 4. wir, 5. ihr, 6. sie/Sie

Vertaal Matrix voor ablagern:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
place Angelplatz; Bereich; Fischgrund; Fischgründe; Gebiet; Gegend; Landstriche; Navigationsort; Ort; Platz; Standort; Stelle
position Anordnung; Arbeitsverhältnis; Arrangement; Aufbau; Aufstellung; Beschaffenheit; Betreff; Blickpunkt; Blickwinkel; Dienststelle; Dienstverhältnis; Eingliederung; Einreihung; Einrichtung; Einteilung; Fall; Funktion; Gemütszustand; Gesellschaftsschicht; Gesichtspunkt; Gesichtswinkel; Hinsicht; Klasse; Kondition; Lage; Ordnung; Position; Rang; Rangordnung; Sache; Schicht; Stand; Standort; Stellung; Stellungnahme; Streitfrage; Verfassung; Warte; Zeitpunkt; Zustand; kleinePunkt
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
lay ablagern; bergen; deponieren; legen; unterbringen ablegen; abstellen; abstreifen; anbringen; anlegen; aufbewahren; aufheben; aufstellen; austreiben; bauen; beisetzen; bergen; bewahren; deponieren; einordnen; einrichten; einräumen; einrücken; einstellen; gruppieren; herstellen; hinlegen; hinstellen; installieren; lagern; legen; niederlegen; setzen; stationieren; stellen; unterbringen
place ablagern; ablegen; bergen; deponieren; legen; unterbringen ablegen; abstellen; abstreifen; akkomodieren; anbringen; anlegen; aufbewahren; aufheben; aufstellen; austreiben; bauen; beherbergen; beisetzen; bergen; bewahren; deponieren; einordnen; einquartieren; einrichten; einräumen; einrücken; einstellen; gruppieren; herstellen; hinlegen; hinstellen; installieren; jemandem Unterkunft bieten; lagern; legen; niederlegen; räumlich anordnen; setzen; stationieren; stellen; unterbringen
position ablagern; ablegen; bergen; deponieren; unterbringen
put ablagern; ablegen; bergen; deponieren; legen; unterbringen; wegbergen ablegen; aufbewahren; aufheben; bergen; bewahren; deponieren; einordnen; einräumen; gruppieren; hinlegen; hinstellen; installieren; lagern; niederlegen; räumlich anordnen
situate ablagern; ablegen; bergen; deponieren; unterbringen ablegen; abstellen; abstreifen; anbringen; aufstellen; austreiben; beisetzen; einordnen; einräumen; einrücken; einstellen; gruppieren; herstellen; hinlegen; hinstellen; installieren; legen; räumlich anordnen; setzen; stationieren; stellen; unterbringen
BijwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
put gelegt

Synoniemen voor "ablagern":


Wiktionary: ablagern

ablagern
verb
  1. to dispose of waste
Cross Translation:
FromToVia
• ablagern → put down; depose; leave; deposit; take down; hand in; dispatch; cable; file; lodge; store ↔ déposer — Traductions à trier suivant le sens







Uw gratis, snelle en simpele vertaal woordenboek

Copyright © 2000-2024 Interglot ®

Pagina gepresenteerd in 0.0353 seconde
Page rendered in 1.0 seconds