Overzicht
Duits naar Engels:   Meer gegevens...
  1. ansteckend:
  2. Wiktionary:


Duits

Uitgebreide vertaling voor ansteckend (Duits) in het Engels

ansteckend:

ansteckend bijvoeglijk naamwoord

  1. ansteckend (brennend; feurig; glühend)
    burning; flaming; glowing; blazing
  2. ansteckend (infektiös; übertragbar)
    contagious; infectious; catching; transmittable; infecting
  3. ansteckend (infektiös)
    contagious; infective; infectious

Vertaal Matrix voor ansteckend:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
burning Brandfleck; Brandverletzung; Brandwunde; Brennen; Brände; Verbrennung
infecting Ansteckung
Bijvoeglijk NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
blazing ansteckend; brennend; feurig; glühend aufgebracht; böse; erzürnt; geladen; sauer; sehr böse; wütend; ärgerlich
burning ansteckend; brennend; feurig; glühend brennend; entzündet; feurig; scharf
catching ansteckend; infektiös; übertragbar
contagious ansteckend; infektiös; übertragbar
flaming ansteckend; brennend; feurig; glühend
glowing ansteckend; brennend; feurig; glühend feurig
infectious ansteckend; infektiös; übertragbar
infective ansteckend; infektiös
transmittable ansteckend; infektiös; übertragbar
BijwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
infecting ansteckend; infektiös; übertragbar

Synoniemen voor "ansteckend":

  • kontagiös; virulent

Wiktionary: ansteckend

ansteckend
adjective
  1. spreading quickly between persons
  2. capable of spreading a disease
  3. of a fashion, laughter, etc, easily passed on to others
  4. of a disease, easily transmitted to others