Overzicht
Duits naar Engels:   Meer gegevens...
  1. frühzeitig:
  2. Wiktionary:


Duits

Uitgebreide vertaling voor frühzeitig (Duits) in het Engels

frühzeitig:

frühzeitig bijvoeglijk naamwoord

  1. frühzeitig (rechtzeitig; pünktlich; gelegen)
    in time; timely; prompt; in good time
  2. frühzeitig (früh)
    early; timely
    • early bijvoeglijk naamwoord
    • timely bijvoeglijk naamwoord
  3. frühzeitig (verfrüht; voreilig; vorschnell; nicht im richtigen Moment; ungelegen)
    premature
  4. frühzeitig
    too quick

Vertaal Matrix voor frühzeitig:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
prompt Ansage; Eingabeaufforderung; Gedächtnisstütze; Telefonansage
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
prompt ankurbeln; anregen; antreiben; aufjagen; aufmuntern; aufmöbeln; aufpolieren; begeistern; einflüstern; eingeben; einhelfen; ermuntern; ermutigen; forttreiben; inspirieren; nötigen; prophezeien; raten; reizen; soufflieren; stimulieren; suggerieren; verbessern; vorhersagen; vorsagen; vorschlagen; vorsichhertreiben; vorwärtstreiben; zuflüstern; zuraten; zusprechen
Bijvoeglijk NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
premature frühzeitig; nicht im richtigen Moment; ungelegen; verfrüht; voreilig; vorschnell gedankenlos; leichtfertig; unbedachtsam; unbesonnen; unvorsichtig; unüberlegt; voreilig; vorschnell; überhastet
prompt frühzeitig; gelegen; pünktlich; rechtzeitig auf der Stelle; direkt; flink; geschwind; hastig; rasch; schleunig; schnell; sofortig
BijwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
in good time frühzeitig; gelegen; pünktlich; rechtzeitig
in time frühzeitig; gelegen; pünktlich; rechtzeitig
BijwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
early früh; frühzeitig
timely früh; frühzeitig; gelegen; pünktlich; rechtzeitig
too quick frühzeitig

Synoniemen voor "frühzeitig":


Wiktionary: frühzeitig

frühzeitig
adjective
  1. at a time in advance of the usual
prepositional ph
  1. early