Home ->Woordenboeken ->Duits/Engels ->Vertaal gespannt

Vertaal gespannt van Duits naar Engels

Overzicht
Duits naar Engels:   Meer gegevens...
  1. gespannt:
  2. spannen:
  3. Wiktionary:

Duits

Uitgebreide vertaling voor gespannt (Duits) in het Engels

gespannt:

gespannt bijvoeglijk naamwoord

  1. gespannt (neugierig)
    curious
  2. gespannt (rund; gewölbt; aufgebauscht; )
    bulge; plump; round; rotund
    • bulge bijvoeglijk naamwoord
    • plump bijvoeglijk naamwoord
    • round bijvoeglijk naamwoord
    • rotund bijvoeglijk naamwoord

Vertaal Matrix voor gespannt:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
bulge Abrutchen; Absacken; Einsinken; Senkung; Unebenheit
round Partie; Runde; Rundgang; Rundgänge; Rundläufe; Spiel; Spielchen; Strecke; Teilstrecke; Tour; Umgang
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
bulge anschwellen; aufschwellen; ausbeulen; ausbeuteln; herausquellen; hervorquellen; hervorstehen; schwellen
round einkapseln; einkreisen; enthalten; erfassen; runden; umfassen; umschließen; umziehen
Bijvoeglijk NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
curious gespannt; neugierig absonderlich; besonder; bizarr; eigen; eigenartig; eigentümlich; exotisch; fremd; fremdartig; kurios; merkwürdig; seltsam; sonderbar; ungewöhnlich; wunderlich
rotund aufgebauscht; aufgedunsen; ausgestopft; gespannt; gewölbt; prall; rund kugelrund; ringförmig
BijwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
bulge aufgebauscht; aufgedunsen; ausgestopft; gespannt; gewölbt; prall; rund
plump aufgebauscht; aufgedunsen; ausgestopft; gespannt; gewölbt; prall; rund fleischig; grob; kugelformig; mollig; nicht elegant; plump; pummelig; rundlich; vollschlank; weich; wohlgetan
round aufgebauscht; aufgedunsen; ausgestopft; gespannt; gewölbt; prall; rund abgerundet; abgeschlossen; geschätzt; kugelformig; kugelrund; plusminus; ringförmig; rund; um; um herum; ungefähr

Synoniemen voor "gespannt":


Wiktionary: gespannt

gespannt
adjective
  1. Linguistik, ohne Steigerung: Eigenschaft von Vokalen, die darin besteht, dass der betreffende Vokal im Vergleich mit anderen, ungespannten mit einer erhöhten Muskelanspannung erzeugt wird
gespannt
adjective
  1. in eager desire
  2. tight; under tension, as in a rope or bow string
  3. showing stress or strain
  4. pulled taut
Cross Translation:
FromToVia
• gespannt → strained; nervous; tense ↔ gespannen — ongemakkelijk, blijk gevend van stress, het punt van (uit-)barsten naderend
• gespannt → intent ↔ gespannen — in hoge mate werkzaam
• gespannt → taut; tense; tensed ↔ gespannen — strak uitgerekt

spannen:

spannen werkwoord (spanne, spannst, spannt, spannte, spanntet, gespannt)

  1. spannen (beziehen; anspannen; strecken; dehnen; aufziehen)
    to tighten; to stretch
    • tighten werkwoord (tightens, tightened, tightening)
    • stretch werkwoord (stretchs, stretched, stretching)
  2. spannen (zwicken; drücken; schnüren; kneifen)
    to squeeze; to press; to pinch
    • squeeze werkwoord (squeezes, squeezed, squeezing)
    • press werkwoord (presses, pressed, pressing)
    • pinch werkwoord (pinches, pinched, pincing)
  3. spannen (verklammern; strecken; dehnen; )
    to clamp
    • clamp werkwoord (clamps, clamped, clamping)

Conjugations for spannen:

Präsens
  1. spanne
  2. spannst
  3. spannt
  4. spannen
  5. spannt
  6. spannen
Imperfekt
  1. spannte
  2. spanntest
  3. spannte
  4. spannten
  5. spanntet
  6. spannten
Perfekt
  1. habe gespannt
  2. hast gespannt
  3. hat gespannt
  4. haben gespannt
  5. habt gespannt
  6. haben gespannt
1. Konjunktiv [1]
  1. spanne
  2. spannest
  3. spanne
  4. spannen
  5. spannet
  6. spannen
2. Konjunktiv
  1. spannte
  2. spanntest
  3. spannte
  4. spannten
  5. spanntet
  6. spannten
Futur 1
  1. werde spannen
  2. wirst spannen
  3. wird spannen
  4. werden spannen
  5. werdet spannen
  6. werden spannen
1. Konjunktiv [2]
  1. würde spannen
  2. würdest spannen
  3. würde spannen
  4. würden spannen
  5. würdet spannen
  6. würden spannen
Diverses
  1. spann!
  2. spannt!
  3. spannen Sie!
  5. gespannt
  6. spannend
1. ich, 2. du, 3. er/sie/es, 4. wir, 5. ihr, 6. sie/Sie

Vertaal Matrix voor spannen:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
clamp Klammer; Klammerhaken; Klemme; Klemmhefter; Kuhklaue; Leimzange
pinch Finger zusammenführen; Kneifen; Wegschnappen; Zusammendrücken
press Druckpresse; Herausgeber; Presse; Verlagshäuser
squeeze Freundin; Liebchen; Schuß; Spritzer; Spur; kleine Freundin
stretch Aufziehen; Finger spreizen; Straßenabschnitt; Strecke; Teilstrecke
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
clamp anspannen; aufziehen; dehnen; fortziehen; krampen; spannen; strecken; verklammern anfassen; anpacken; fassen; festgreifen; festhalten; festklammern; festnehmen; greifen; in Ketten legen; zugreifen
pinch drücken; kneifen; schnüren; spannen; zwicken abhandenmachen; drücken; einstecken; entwenden; festklemmen; festkneifen; hinterziehen; klauen; knellen; quetschen; rauben; sich aneignen; stehlen; unterschlagen; verhehlen; verheimlichen; veruntreuen; wegnehmen; wegschnappen; zurückbehalten; zurückhalten
press drücken; kneifen; schnüren; spannen; zwicken abdrucken; andringen; andrücken; aufbügeln; ausdrucken; drucken; durchsetzen; einbeulen; eindrücken; festdrücken; hinaufdrücken
squeeze drücken; kneifen; schnüren; spannen; zwicken ausdrücken; auspressen; drücken; klemmen; knellen; pressen; quetschen; zudrücken; zukneifen
stretch anspannen; aufziehen; beziehen; dehnen; spannen; strecken ausstrecken; ausweiten; bespannen; beziehen; dehnen; recken; stramm machen; strecken; versteifen
tighten anspannen; aufziehen; beziehen; dehnen; spannen; strecken andrehen; anschrauben; anspannen; anstrengen; festschrauben; schrauben; stramm machen; verschärfen; versteifen

Synoniemen voor "spannen":


Wiktionary: spannen

spannen
verb
  1. etwas mit Kraftaufwand glatt machen
  2. fest, straff sein
  3. (reflexiv) fest, stramm werden
  4. ein Zugtier vor dem Gerät oder Fahrzeug, das es ziehen soll, angurten
  5. sich über eine Distanz erstrecken
Cross Translation:
FromToVia
• spannen → span ↔ spannen — onder trekkracht brengen
• spannen → squeeze; pinch ↔ knellen — pijnlijk drukken
• spannen → harness; yoke up; span ↔ atteler — attacher des bêtes de trait à une voiture, à une charrue, etc.
• spannen → bandage; bind; blindfold; flex; be stretched tight; strech; wind up; rack; strain; stress; tense; tighten; have a boner ↔ bander — (familier, fr) Occitanie|fr exaspérer, gonfler.
• spannen → stiffen; stress; tense; tighten; stretch; wind up; rack; strain ↔ raidir — tendre ou étendre avec force ; rendre raide.
• spannen → climb; go back; strech; wind up; rack; strain; stress; tense; tighten ↔ remonter — Traductions à trier suivant le sens
• spannen → squeeze; strech; wind up; rack; strain; stress; tense; tighten; oppress; pinch; squash; lock up; shut up; put away; stow; confine; enclose; condense; shake hands; keep; stay ↔ serrer — Renfermer, ranger, mettre en lieu sûr, à l’abri. (Sens général).
• spannen → strech; tend; sell; wind up; rack; strain; stress; tense; tighten ↔ tendre — étirer un fil, une corde, une surface; tirer une corde par plusieurs côtés pour la rendre raide ; étirer une peau.

Verwante vertalingen van gespannt







Uw gratis, snelle en simpele vertaal woordenboek

Copyright © 2000-2024 Interglot ®

Pagina gepresenteerd in 0.0597 seconde
Page rendered in 1.0 seconds