Overzicht
Duits naar Engels:   Meer gegevens...
  1. kasteien:


Duits

Uitgebreide vertaling voor kasteien (Duits) in het Engels

kasteien:

kasteien werkwoord (kasteie, kasteist, kasteit, kasteite, kasteitet, gekasteit)

  1. kasteien (züchtigen; bestrafen; strafen)
    to chastise; to discipline; to punish
    • chastise werkwoord (chastises, chastised, chastising)
    • discipline werkwoord (disciplines, disciplined, disciplining)
    • punish werkwoord (punishes, punished, punishing)
  2. kasteien (martern; foltern; peinigen; verletzen)
    to torture; to torment; to hurt; to aggrieve; to offend
    • torture werkwoord (tortures, tortured, torturing)
    • torment werkwoord (torments, tormented, tormenting)
    • hurt werkwoord (hurts, hurt, hurting)
    • aggrieve werkwoord (aggrieves, aggrieved, aggrieving)
    • offend werkwoord (offends, offended, offending)

Conjugations for kasteien:

Präsens
  1. kasteie
  2. kasteist
  3. kasteit
  4. kasteien
  5. kasteit
  6. kasteien
Imperfekt
  1. kasteite
  2. kasteitest
  3. kasteite
  4. kasteiten
  5. kasteitet
  6. kasteiten
Perfekt
  1. habe gekasteit
  2. hast gekasteit
  3. hat gekasteit
  4. haben gekasteit
  5. habt gekasteit
  6. haben gekasteit
1. Konjunktiv [1]
  1. kasteie
  2. kasteiest
  3. kasteie
  4. kasteien
  5. kasteiet
  6. kasteien
2. Konjunktiv
  1. kasteite
  2. kasteitest
  3. kasteite
  4. kasteiten
  5. kasteitet
  6. kasteiten
Futur 1
  1. werde kasteien
  2. wirst kasteien
  3. wird kasteien
  4. werden kasteien
  5. werdet kasteien
  6. werden kasteien
1. Konjunktiv [2]
  1. würde kasteien
  2. würdest kasteien
  3. würde kasteien
  4. würden kasteien
  5. würdet kasteien
  6. würden kasteien
Diverses
  1. kasteie!
  2. kasteit!
  3. kasteien Sie!
  4. gekasteit
  5. kasteiend
1. ich, 2. du, 3. er/sie/es, 4. wir, 5. ihr, 6. sie/Sie

Vertaal Matrix voor kasteien:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
discipline Anordnung; Bestimmung; Disziplin; Fach; Fachgebiet; Fachwissenschaft; Fügung; Ordnung; Regel; Sektor; Unterwerfung; Verfügung; Verordnung; Vorschrift; Zucht
hurt Beschwerde; Blessur; Kränkung; Schmähung; Schädigung; Verletzung; Verwundung; Wunde
torment Belästigung; Qual; Quälung
torture Belästigung; Folter; Folterung; Kasteiung; Peinigung; Qual; Quälung; Tortur
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
aggrieve foltern; kasteien; martern; peinigen; verletzen beleidigen; benachteiligen; düpieren; kränken; schädigen
chastise bestrafen; kasteien; strafen; züchtigen bestrafen; strafen
discipline bestrafen; kasteien; strafen; züchtigen
hurt foltern; kasteien; martern; peinigen; verletzen Schmerz tun; anschlagen; antun; behindern; beleidigen; benachteiligen; beschädigen; düpieren; jemandem Schmerzen zufügen; kränken; quetschen; schaden; schädigen; sichverwunden; verletzen; verwunden
offend foltern; kasteien; martern; peinigen; verletzen antun; beleidigen; düpieren; gegen etwas verstoßen; jemandem Schmerzen zufügen; kränken; schaden; sündigen; verletzen; verstimmen
punish bestrafen; kasteien; strafen; züchtigen bestrafen; strafen; züchtigen
torment foltern; kasteien; martern; peinigen; verletzen
torture foltern; kasteien; martern; peinigen; verletzen belästigen; mißhandeln; quälen
Bijvoeglijk NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
hurt angeschossen; beleidigt; gekränkt; getroffen; verletzt; verwundet
BijwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
punish eisern; fest; handfest; straff; streng