Home ->Woordenboeken ->Duits/Engels ->Vertaal schleifen

Vertaal schleifen van Duits naar Engels

Overzicht
Duits naar Engels:   Meer gegevens...
  1. schleifen:
  2. Wiktionary:

Duits

Uitgebreide vertaling voor schleifen (Duits) in het Engels

schleifen:

schleifen werkwoord (schleife, schleifst, schleift, schliff, schlifft, geschliffen)

  1. schleifen (abschleifen; wetzen)
    to sharpen
    • sharpen werkwoord (sharpens, sharpened, sharpening)
  2. schleifen (wetzen; schärfen; abschleifen)
    to grind; to whet; to sharpen; to strop
    • grind werkwoord (grinds, ground, grinding)
    • whet werkwoord (whets, whetted, whetting)
    • sharpen werkwoord (sharpens, sharpened, sharpening)
    • strop werkwoord (strops, stropped, stropping)
  3. schleifen (glattstreichen; schlichten; glätten; )
    to buff; to brush up; to spruce up; to doll up; to trick up; rub smooth
    • buff werkwoord (buffs, buffed, buffing)
    • brush up werkwoord (brushes up, brushed up, brushing up)
    • spruce up werkwoord (spruces up, spruced up, sprucing up)
    • doll up werkwoord (dolls up, dolled up, dolling up)
    • trick up werkwoord (tricks up, tricked up, tricking up)
    • rub smooth werkwoord
    to polish
    – bring to a highly developed, finished, or refined state 1
    • polish werkwoord (polishes, polished, polishing)
      • polish your social manners1
  4. schleifen (flächen; egalisieren; polieren; )
    egalize; to smooth; to even
    • egalize werkwoord
    • smooth werkwoord (smooths, smoothed, smoothing)
    • even werkwoord (evens, evened, evening)
    to polish
    – make (a surface) shine 1
    • polish werkwoord (polishes, polished, polishing)
      • polish my shoes1
  5. schleifen
    to drill severely
    • drill severely werkwoord (drills severely, drilled severely, drilling severely)
  6. schleifen
    to have a shuffling gait
  7. schleifen (mit sich mitschleifen)
    to drag along with one
    • drag along with one werkwoord (drags along with one, dragged along with one, dragging along with one)
  8. schleifen (wegschleifen; ausschleifen)
    to grind away; to polish off
    • grind away werkwoord (grinds away, ground away, grinding away)
    • polish off werkwoord (polishes off, polished off, polishing off)

Conjugations for schleifen:

Präsens
  1. schleife
  2. schleifst
  3. schleift
  4. schleifen
  5. schleift
  6. schleifen
Imperfekt
  1. schliff
  2. schliffst
  3. schliff
  4. schliffen
  5. schlifft
  6. schliffen
Perfekt
  1. habe geschliffen
  2. hast geschliffen
  3. hat geschliffen
  4. haben geschliffen
  5. habt geschliffen
  6. haben geschliffen
1. Konjunktiv [1]
  1. schleife
  2. schleifest
  3. schleife
  4. schleifen
  5. schleifet
  6. schleifen
2. Konjunktiv
  1. schliffe
  2. schliffst
  3. schliffe
  4. schliffen
  5. schlifft
  6. schliffen
Futur 1
  1. werde schleifen
  2. wirst schleifen
  3. wird schleifen
  4. werden schleifen
  5. werdet schleifen
  6. werden schleifen
1. Konjunktiv [2]
  1. würde schleifen
  2. würdest schleifen
  3. würde schleifen
  4. würden schleifen
  5. würdet schleifen
  6. würden schleifen
Diverses
  1. schleif!
  2. schleift!
  3. schleifen Sie!
  5. geschliffen
  6. schleifend
1. ich, 2. du, 3. er/sie/es, 4. wir, 5. ihr, 6. sie/Sie

Vertaal Matrix voor schleifen:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
buff Büffelleder
polish Finish; Glanz; Glänzen; Schimmer
strop Streichriemen
trick up Herausputzen
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
brush up abscheuern; aufpolieren; ausrüsten; feilen; glattstreichen; glätten; herausputzen; polieren; schaben; scheuern; schleifen; schlichten; schmirgeln aufpolieren; aufputzen; polieren
buff abscheuern; aufpolieren; ausrüsten; feilen; glattstreichen; glätten; herausputzen; polieren; schaben; scheuern; schleifen; schlichten; schmirgeln aufpolieren; polieren
doll up abscheuern; aufpolieren; ausrüsten; feilen; glattstreichen; glätten; herausputzen; polieren; schaben; scheuern; schleifen; schlichten; schmirgeln aufdonnern; aufmachen; aufpolieren; aufputzen; ausschmücken; ausstaffieren; dekorieren; feinmachen; herausputzen; schminken; schmücken; verzieren; zurechtmachen
drag along with one mit sich mitschleifen; schleifen
drill severely schleifen
egalize ausbügeln; ausstreichen; bügeln; ebnen; egalisieren; florieren; flächen; funkeln; glatthobeln; glimmen; glitzern; glätten; polieren; schaben; schimmern; schleifen; schlichten; schmirgeln
even ausbügeln; ausstreichen; bügeln; ebnen; egalisieren; florieren; flächen; funkeln; glatthobeln; glimmen; glitzern; glätten; polieren; schaben; schimmern; schleifen; schlichten; schmirgeln
grind abschleifen; schleifen; schärfen; wetzen abschleifen; feinmahlen; mahlen; zermahlen
grind away ausschleifen; schleifen; wegschleifen
have a shuffling gait schleifen
polish abscheuern; aufpolieren; ausbügeln; ausrüsten; ausstreichen; bügeln; ebnen; egalisieren; feilen; florieren; flächen; funkeln; glatthobeln; glattstreichen; glimmen; glitzern; glätten; herausputzen; polieren; schaben; scheuern; schimmern; schleifen; schlichten; schmirgeln aufpolieren; aufputzen; polieren
polish off ausschleifen; schleifen; wegschleifen erfassen; ergreifen; erhaschen; erwischen; fangen; fassen
rub smooth abscheuern; aufpolieren; ausrüsten; feilen; glattstreichen; glätten; herausputzen; polieren; schaben; scheuern; schleifen; schlichten; schmirgeln
sharpen abschleifen; schleifen; schärfen; wetzen anschärfen; anspitzen; scharfzeichnen; verschärfen
smooth ausbügeln; ausstreichen; bügeln; ebnen; egalisieren; florieren; flächen; funkeln; glatthobeln; glimmen; glitzern; glätten; polieren; schaben; schimmern; schleifen; schlichten; schmirgeln abplatten; ausgleichen; ebnen; egalisieren; nivellieren; polieren; raspeln; reiben
spruce up abscheuern; aufpolieren; ausrüsten; feilen; glattstreichen; glätten; herausputzen; polieren; schaben; scheuern; schleifen; schlichten; schmirgeln aufmuntern; erquicken
strop abschleifen; schleifen; schärfen; wetzen
trick up abscheuern; aufpolieren; ausrüsten; feilen; glattstreichen; glätten; herausputzen; polieren; schaben; scheuern; schleifen; schlichten; schmirgeln
whet abschleifen; schleifen; schärfen; wetzen
Bijvoeglijk NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
smooth eben; egal; feucht; flach; fließend; flüssig; frivol; geschmeidig; gewissenlos; gleich; glitschig; lasterhaft; obszön; ohne Falten; platt; schamlos; schlüpfrig; schmierig; schmutzig; schweinisch; sittenlos; strömend; sämig; unanständig; unehrenhaft; unflätig; unmoralisch; unsauber; unsittlich; unzüchtig; widerlich
BijwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
even eben; egal; flach; gerade; gleich; neulich; platt; quitt sein; sogar; vorhin

Synoniemen voor "schleifen":


Wiktionary: schleifen

schleifen
verb
  1. (einer Klinge) schärfen
  2. die Oberfläche eines Gegenstandes bearbeiten, zum Beispiel um einen Diamanten in seine Form zu bringen
  3. (transitiv) (eine Befestigungsanlage) abreißen
    • schleifen → raze
  4. (transitiv) als Trainer bzw. Ausbilder Sportler bzw. Rekruten hart trainieren lassen
  5. (transitiv) etwas oder jemanden über eine Oberfläche entlang ziehen oder schleppen
    • schleifen → drag
schleifen
verb
  1. to remove material by rubbing with an abrasive surface
  2. to train
  3. to pull along a surface
  4. to abrade with sand or sandpaper
Cross Translation:
FromToVia
• schleifen → polish; grind; abrade ↔ slijpen — door wrijving met een hard fijnverdeeld poeder het oppervlak van een vast voorwerp spiegelglad maken
• schleifen → tow; drag ↔ slepen — trekkend over de grond of het wateroppervlak verplaatsen
• schleifen → sharpen; whet ↔ affiler — aiguiser le tranchant émousser ou ébrécher d’un instrument, lui donner le fil.
• schleifen → sharpen; whet; hone ↔ aiguiser — rendre aigu.







Uw gratis, snelle en simpele vertaal woordenboek

Copyright © 2000-2024 Interglot ®

Pagina gepresenteerd in 0.0657 seconde
Page rendered in 1.0 seconds