Overzicht
Duits naar Engels:   Meer gegevens...
  1. sich verbreiten:


Duits

Uitgebreide vertaling voor sich verbreiten (Duits) in het Engels

sich verbreiten:

sich verbreiten werkwoord

  1. sich verbreiten (herrschen; die Grippe herscht)
    to reign; spread a disease; to rule
  2. sich verbreiten (auseinanderstieben; auseinandertreiben)
    to scatter; to dissipate; to disperse; to break up
    • scatter werkwoord (scatters, scattered, scattering)
    • dissipate werkwoord (dissipates, dissipated, dissipating)
    • disperse werkwoord (disperses, dispersed, dispersing)
    • break up werkwoord (breaks up, broke up, breaking up)

Vertaal Matrix voor sich verbreiten:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
reign Dynastie; Familie; Regentschaft; Regime; Staatsführung; Staatsmacht
rule Ansehen; Autorität; Dienstordnung; Dominanz; Filter; Gesetzmäßigkeit; Grundregel; Legitimität; Linie; Macht; Ordnung; Regel; Regentschaft; Regime; Richtlinie; Staatsführung; Staatsmacht; offizielle Verordnung
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
break up auseinanderstieben; auseinandertreiben; sich verbreiten Schlußmachen; abbrechen; abreisen; abreißen; abschaffen; aufbrechen; aufdecken; aufheben; auflösen; aufteilen; auseinanderfallen; auseinandergehen; auseinanderstieben; auseinandertreiben; ausmachen; fortreisen; ganz kaputt und auseinander holen; herauslösen; losreißen; lösen; scheiden; seineZelteabbrechen; spalten; trennen; umpflügen; unterpflügen; verlassen; versprengen; wegbrechen; wegfahren; wegreisen; wegreißen; zerfallen; zerlegen; zersetzen; zersteuen; zu Grunde gehen; zusammenbrechen
disperse auseinanderstieben; auseinandertreiben; sich verbreiten abtreiben; auseinandertreiben; ausreiben; ausschwermen; ausstreichen; ausstreuen; aussäen; fortjagen; forttreiben; sich ausspreiten; streuen; verjagen; versprengen; verteilen; vertreiben; wegjagen; zersteuen
dissipate auseinanderstieben; auseinandertreiben; sich verbreiten auseinandertreiben; verderben; vergeuden; vergießen; verhunzen; verkrümeln; vermasseln; vermurksen; verpfuschen; verprassen; verschwenden; versprengen; vertun; wegschmeißen; zersteuen
reign die Grippe herscht; herrschen; sich verbreiten befehlen; beherrschen; gebieten; herrschen; kommandieren; kontrollieren; lenken; regieren; steuern
rule die Grippe herscht; herrschen; sich verbreiten beauftragen; befehlen; beherrschen; gebieten; herrschen; kommandieren; kontrollieren; lenken; regieren; steuern
scatter auseinanderstieben; auseinandertreiben; sich verbreiten auseinandertreiben; ausreiben; ausstreichen; ausstreuen; aussäen; streuen; versprengen; verteilen; zersteuen
spread a disease die Grippe herscht; herrschen; sich verbreiten

Computer vertaling door derden:

Verwante vertalingen van sich verbreiten