Overzicht
Duits naar Engels:   Meer gegevens...
  1. englisch:
  2. Englisch:
  3. Wiktionary:


Duits

Uitgebreide vertaling voor englisch (Duits) in het Engels

englisch:

englisch bijvoeglijk naamwoord

  1. englisch
    English
  2. englisch (britisch)
    British; English

Vertaal Matrix voor englisch:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
English Englisch
Bijvoeglijk NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
British britisch; englisch britisch
English britisch; englisch

Synoniemen voor "englisch":

  • engl.

Wiktionary: englisch

englisch
adjective
  1. veraltet: engelhaft
  2. eine Garstufe bei Steak
  3. aus England kommend
  4. aus der in England gebräuchlichen Sprache kommend, siehe auch Englisch
englisch
adjective
  1. of or pertaining to England
  2. of or pertaining to the English language

Cross Translation:
FromToVia
englisch English Engels — als van, in of betrekking hebbend op Engelsen, Engeland of het Engels
englisch English; Sassenach anglais — Traductions à trier

Englisch:

Englisch [das ~] zelfstandig naamwoord

  1. Englisch
    the English
    • English [the ~] zelfstandig naamwoord

Vertaal Matrix voor Englisch:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
English Englisch
Bijvoeglijk NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
English britisch; englisch

Synoniemen voor "Englisch":

  • englische Sprache

Wiktionary: Englisch

Englisch
noun
  1. deutscher Familienname, Nachname
  2. eine Eröffnung im Schach
  3. aus England stammende westgermanische Sprache mit nordischen Einflüssen, deren Wortschatz zum großen Teil aus dem Altfranzösischen und Lateinischen entlehnen wurde
Englisch
proper noun
  1. the English language
en-prefix
  1. relating to England or English

Cross Translation:
FromToVia
Englisch English Engels — de taal
Englisch English anglais — Langue