Overzicht
Duits naar Engels:   Meer gegevens...
  1. Kronen:
  2. krönen:
  3. Wiktionary:
Engels naar Duits:   Meer gegevens...
  1. kronen-:
    • Wiktionary:
      krone → Krone
    • Synoniemen voor "krone":
      Norwegian krone; Norwegian monetary unit
      Danish krone; Danish monetary unit


Duits

Uitgebreide vertaling voor kronen- (Duits) in het Engels

Kronen:

Kronen [die ~] zelfstandig naamwoord

  1. die Kronen (Wirbel; Scheitel)
    the crowns; the tops; the heads
    • crowns [the ~] zelfstandig naamwoord
    • tops [the ~] zelfstandig naamwoord
    • heads [the ~] zelfstandig naamwoord

Vertaal Matrix voor Kronen:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
crowns Kronen; Scheitel; Wirbel
heads Kronen; Scheitel; Wirbel Chefs; Direktoren; Drücker; Knöpfe; Kröpfe; Köpfe; Leiter; Vorstände
tops Kronen; Scheitel; Wirbel Bestseller; Scheitel; Schlager
Bijvoeglijk NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
tops erstklassig; erstrangig; herausragend; oberst; oberste; vortrefflich; vorzüglich

kronen- vorm van krönen:

krönen werkwoord (kröne, krönst, krönt, krönte, kröntet, gekrönt)

  1. krönen
    to crown; to coronate
    • crown werkwoord (crowns, crowned, crowning)
    • coronate werkwoord (coronates, coronated, coronating)
  2. krönen
    to crown
    • crown werkwoord (crowns, crowned, crowning)
  3. krönen

Conjugations for krönen:

Präsens
  1. kröne
  2. krönst
  3. krönt
  4. krönen
  5. krönt
  6. krönen
Imperfekt
  1. krönte
  2. kröntest
  3. krönte
  4. krönten
  5. kröntet
  6. krönten
Perfekt
  1. habe gekrönt
  2. hast gekrönt
  3. hat gekrönt
  4. haben gekrönt
  5. habt gekrönt
  6. haben gekrönt
1. Konjunktiv [1]
  1. kröne
  2. krönest
  3. kröne
  4. krönen
  5. krönet
  6. krönen
2. Konjunktiv
  1. krönte
  2. kröntest
  3. krönte
  4. krönten
  5. kröntet
  6. krönten
Futur 1
  1. werde krönen
  2. wirst krönen
  3. wird krönen
  4. werden krönen
  5. werdet krönen
  6. werden krönen
1. Konjunktiv [2]
  1. würde krönen
  2. würdest krönen
  3. würde krönen
  4. würden krönen
  5. würdet krönen
  6. würden krönen
Diverses
  1. krön!
  2. krönt!
  3. krönen Sie!
  4. gekrönt
  5. krönend
1. ich, 2. du, 3. er/sie/es, 4. wir, 5. ihr, 6. sie/Sie

Vertaal Matrix voor krönen:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
crown Gipfel; Gipfelpunkt; Kopfschmuck; Kranz; Krone; Königskrone
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
acces to the throne krönen
coronate krönen
crown krönen

Wiktionary: krönen

krönen
verb
  1. to place a crown on the head of

Cross Translation:
FromToVia
krönen crown kronen — iemand tot koning of koningin maken door hem of haar in een ceremonie een kroon op het hoofd te zetten
krönen crown couronnerceindre d’une couronne.


Wiktionary: kronen-

kronen-
adjective
  1. of, related to, or pertaining to a crown

Verwante vertalingen van kronen-



Engels

Uitgebreide vertaling voor kronen- (Engels) in het Duits

krone:


Vertaal Matrix voor krone:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
- Danish krone; Norwegian krone

Verwante woorden van "krone":

  • kronen, kroner

Synoniemen voor "krone":

  • Norwegian krone; Norwegian monetary unit
  • Danish krone; Danish monetary unit

Verwante definities voor "krone":

  1. the basic unit of money in Denmark1
  2. the basic unit of money in Norway1

Wiktionary: krone

krone
noun
  1. currency