Overzicht
Duits naar Spaans:   Meer gegevens...
  1. Kante:
  2. kanten:
  3. Wiktionary:


Duits

Uitgebreide vertaling voor Kante (Duits) in het Spaans

Kante:

Kante [die ~] zelfstandig naamwoord

  1. die Kante (Seite; Rand)
    el lado; el costado; la orilla; el borde; el margen
    • lado [el ~] zelfstandig naamwoord
    • costado [el ~] zelfstandig naamwoord
    • orilla [la ~] zelfstandig naamwoord
    • borde [el ~] zelfstandig naamwoord
    • margen [el ~] zelfstandig naamwoord
  2. die Kante (Rahmen; Leiste; Umrandung; )
    el encuadramiento; el borde
  3. die Kante (Rand; Saum; Krempe; Gesims; Borte)
    el reborde; el saliente
    • reborde [el ~] zelfstandig naamwoord
    • saliente [el ~] zelfstandig naamwoord
  4. die Kante (Borte; Tresse; Streifen; )
    el galón; el pasamano
    • galón [el ~] zelfstandig naamwoord
    • pasamano [el ~] zelfstandig naamwoord
  5. die Kante (Borte; Verbrämung; Auflage; )
    el borde; el marco; el cordón; el paramento
    • borde [el ~] zelfstandig naamwoord
    • marco [el ~] zelfstandig naamwoord
    • cordón [el ~] zelfstandig naamwoord
    • paramento [el ~] zelfstandig naamwoord

Vertaal Matrix voor Kante:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
borde Auflage; Aufstellung; Borte; Gipfel; Grenze; Kante; Krempe; Leiste; Rahmen; Rand; Register; Saum; Seite; Streifen; Tabelle; Tresse; Umrandung; Verbrämung; Verzeichnis Anteil; Auflage; Auflegung; Ausfahrt; Ausgabe; Ausrichtung; Band; Bande; Betriebsführung; Binde; Bindung; Bund; Decke; Diele; Direktion; Druck; Eckchen; Erfahrung; Fahrt; Flanke; Flügel; Form; Fransenborte; Gastspielreise; Geländefahrt; Geschäftsführung; Gewohnheit; Haarbänder; Haarschleife; Halskragen; Kontur; Kordel; Kragen; Lautstärke; Leitung; Rahmen umd eine Malerei; Rand; Reise; Richtung; Route; Routine; Rundfahrt; Rundgänge; Rundläufe; Rundreise; Rändchen; Saum; Schleife; Schnur; Schule; Seite; Seite eines Schiffes; Seitenflügel; Seitenkante; Spalte; Spannung; Spazierfahrt; Ufer; Umrandung; Umriß; Verwaltung; Wasserseite
cordón Auflage; Borte; Kante; Krempe; Leiste; Rand; Saum; Streifen; Tresse; Verbrämung Abgrenzungsseile; Bindfaden; Faden; Garn; Kordon; Postenkette; Schnürsenkel; Schuhband
costado Kante; Rand; Seite Flanke; Flügel; Rand; Seite; Seitenflügel
encuadramiento Aufstellung; Gipfel; Grenze; Kante; Leiste; Rahmen; Register; Tabelle; Umrandung; Verzeichnis Beschlag; Borte; Leiste; Rahmen; Rand
galón Besatz; Beschlag; Borte; Kante; Krempe; Leiste; Rand; Saum; Streifen; Tresse
lado Kante; Rand; Seite Flanke; Gebeine; Knochen; Saum; Seite; Seite eines Schiffes; Seitenkante; Verlängerung einer Ecke
marco Auflage; Borte; Kante; Krempe; Leiste; Rand; Saum; Streifen; Tresse; Verbrämung Dichtung; Eichung; Fensterbank; Fensterrahmen; Form; Frame; Framework; Gerippe; Gerüst; Gesichtsmaske; Gestell; Gradmesser; Horde; Kontur; Kram; Kranzgesims; Mark; Mischmasch; Plunder; Rahmen; Sammelsurium; Saum; Schar; Schrott; Schund; Umriß; Zusammengeraffte
margen Kante; Rand; Seite Abweichung; Gewinnspanne; Marge; Rand; Randlinie; Saum; Seitenrand; Spanne; Spielraum
orilla Kante; Rand; Seite Flanke; Flußbett; Gestade; Hinterseite; Kehrseite; Rahmen umd eine Malerei; Rand der Gesellschaft; Rückseite; Schattenseite; Seite eines Schiffes; Seitenkante; Ufer; Umrandung
paramento Auflage; Borte; Kante; Krempe; Leiste; Rand; Saum; Streifen; Tresse; Verbrämung Auflage; Besatz; Garnierung
pasamano Besatz; Beschlag; Borte; Kante; Krempe; Leiste; Rand; Saum; Streifen; Tresse Gangbord
reborde Borte; Gesims; Kante; Krempe; Rand; Saum Abwandlung; Abänderung; Kenterung; Manschette; Manschettenknopf; Saum; Trendwende; Umbiegen; Umbruch; Umgestaltung; Umkehr; Umschlag; Umschlagen; Umschwung; Veränderung; Wandel; Wandlung; Wechsel; Wende; Wendung; Änderung
saliente Borte; Gesims; Kante; Krempe; Rand; Saum Abzeichnen; Ausladung; Knochenvorsatz; Spitze; Vorsprung
Not SpecifiedVerwante vertalingenAndere vertalingen
borde Rahmen
BijwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
saliente ansehnlich; auffallend; auffällig; beachtenswert; beachtlich; bedeutend; beträchtlich; erheblich; hervorragend; hervorspringend; merklich; prononciert; spürbar; ungewöhnlich; unverkennbar; wesentlich

Synoniemen voor "Kante":


Wiktionary: Kante

Kante
noun
  1. Geometrie: die Schnittlinie zweier Flächen
  2. ursprünglich: scharfer Rand, daher auch der Besatz an Stoffen, Kleidern

Cross Translation:
FromToVia
Kante arista edge — place where two faces of a polyhedron meet
Kante repisa ledge — shelf
Kante línea line — graph theory: edge of a graph
Kante borde; canto rim — edge around something

Kante vorm van kanten:

kanten werkwoord (kante, kantest, kantet, kantete, kantetet, gekantet)

  1. kanten (kippen; kentern; umkippen)
    volcar; zozobrar

Conjugations for kanten:

Präsens
  1. kante
  2. kantest
  3. kantet
  4. kanten
  5. kantet
  6. kanten
Imperfekt
  1. kantete
  2. kantetest
  3. kantete
  4. kanteten
  5. kantetet
  6. kanteten
Perfekt
  1. habe gekantet
  2. hast gekantet
  3. hat gekantet
  4. haben gekantet
  5. habt gekantet
  6. haben gekantet
1. Konjunktiv [1]
  1. kante
  2. kantest
  3. kante
  4. kanten
  5. kantet
  6. kanten
2. Konjunktiv
  1. kantete
  2. kantetest
  3. kantete
  4. kanteten
  5. kantetet
  6. kanteten
Futur 1
  1. werde kanten
  2. wirst kanten
  3. wird kanten
  4. werden kanten
  5. werdet kanten
  6. werden kanten
1. Konjunktiv [2]
  1. würde kanten
  2. würdest kanten
  3. würde kanten
  4. würden kanten
  5. würdet kanten
  6. würden kanten
Diverses
  1. kante!
  2. kantet!
  3. kanten Sie!
  4. gekantet
  5. kantend
1. ich, 2. du, 3. er/sie/es, 4. wir, 5. ihr, 6. sie/Sie

Vertaal Matrix voor kanten:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
volcar Fallen; Kentern; Stürzen
zozobrar Kentern
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
volcar kanten; kentern; kippen; umkippen ausrutschen; fallen; fliegen; hinfallen; kentern; kippen; purzeln; stolpern; straucheln; stürzen; taumeln; umfallen; umkippen; umreißen; umschlagen; umstoßen
zozobrar kanten; kentern; kippen; umkippen abrutschen; einbrechen; einsacken; einsinken; einstürzen; fallen; glitschen; kentern; schrumpfen; umschlagen; versinken; zurückgehen