Overzicht
Duits naar Spaans: Meer gegevens...
- belehrend:
- belehren:
-
Wiktionary:
- belehrend → instructivo, informativo
- belehren → aprender, enseñar, instruir
Duits
Uitgebreide vertaling voor belehrend (Duits) in het Spaans
belehrend:
-
belehrend (schulmeisterhaft; anmaßend; schulmeisterlich)
presuntuoso; autocomplaciente; pedante; presumido; vanidoso; creído; ficticio; autosuficiente; hipotético; altanero; imperioso-
presuntuoso bijvoeglijk naamwoord
-
autocomplaciente bijvoeglijk naamwoord
-
pedante bijvoeglijk naamwoord
-
presumido bijvoeglijk naamwoord
-
vanidoso bijvoeglijk naamwoord
-
creído bijvoeglijk naamwoord
-
ficticio bijvoeglijk naamwoord
-
autosuficiente bijvoeglijk naamwoord
-
hipotético bijvoeglijk naamwoord
-
altanero bijvoeglijk naamwoord
-
imperioso bijvoeglijk naamwoord
-
-
belehrend
engolado; pedante; sabelotodo; petulante; sabihondo-
engolado bijvoeglijk naamwoord
-
pedante bijvoeglijk naamwoord
-
sabelotodo bijvoeglijk naamwoord
-
petulante bijvoeglijk naamwoord
-
sabihondo bijvoeglijk naamwoord
-
Vertaal Matrix voor belehrend:
Synoniemen voor "belehrend":
Wiktionary: belehrend
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• belehrend | → instructivo; informativo | ↔ instructive — Conveying knowledge, information or instruction |
belehren:
-
belehren (unterrichten; beibringen; lernen; unterweisen; erziehen; dozieren; lehren; erlernen; einüben; instruieren; anlernen; einstudieren; einpauken)
-
belehren (instruieren; unterrichten; einweisen; anweisen; einpauken; erlernen; erziehen; beibringen; einüben; lehren; proben; einprägen; unterweisen; einstudieren; lernen; anlernen; dozieren)
enseñar; instruir; educar; dar clases-
enseñar werkwoord
-
instruir werkwoord
-
educar werkwoord
-
dar clases werkwoord
-
Conjugations for belehren:
Präsens
- belehre
- belehrst
- belehrt
- belehren
- belehrt
- belehren
Imperfekt
- belehrte
- belehrtest
- belehrte
- belehrten
- belehrtet
- belehrten
Perfekt
- habe belehrt
- hast belehrt
- hat belehrt
- haben belehrt
- habt belehrt
- haben belehrt
1. Konjunktiv [1]
- belehre
- belehrest
- belehre
- belehren
- belehret
- belehren
2. Konjunktiv
- belehrte
- belehrtest
- belehrte
- belehrten
- belehrtet
- belehrten
Futur 1
- werde belehren
- wirst belehren
- wird belehren
- werden belehren
- werdet belehren
- werden belehren
1. Konjunktiv [2]
- würde belehren
- würdest belehren
- würde belehren
- würden belehren
- würdet belehren
- würden belehren
Diverses
- belehr!
- belehrt!
- belehren Sie!
- belehrt
- belehrend
1. ich, 2. du, 3. er/sie/es, 4. wir, 5. ihr, 6. sie/Sie
Vertaal Matrix voor belehren:
Synoniemen voor "belehren":
Wiktionary: belehren
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• belehren | → aprender; enseñar; instruir | ↔ apprendre — acquérir une connaissance ou un savoir-faire. |