Duits
Uitgebreide vertaling voor auszusetzen (Duits) in het Spaans
auszusetzen: (*Woord en zin splitter gebruikt)
- aus: pronto; pasado; listo; acabado; completo; perfecto; terminado; realizado; efectuado; llevado a cabo; concluído; preparado; concluido; ultimado; apagado; anticuado; extinguido
- zusetzen: molestar; castigar; fastidiar; atormentar; afligir; gastar bromas; provocar; irritar; hacer rabiar; afectar mucho; afectar intensamente
- Zusetzen: añadir
Spelling Suggesties voor: auszusetzen
Computer vertaling door derden: