Duits
Uitgebreide vertaling voor zubereiten (Duits) in het Spaans
zubereiten:
-
zubereiten (kochen)
-
zubereiten (kochen)
-
zubereiten (marinieren; einlegen; konservieren)
Conjugations for zubereiten:
Präsens
- zubereite
- zubereitest
- zubereitet
- zubereiten
- zubereitt
- zubereiten
Imperfekt
- zuberitt
- zuberittest
- zuberitt
- zuberitten
- zuberittet
- zuberitten
Perfekt
- habe zuberitten
- hast zuberitten
- hat zuberitten
- haben zuberitten
- habt zuberitten
- haben zuberitten
1. Konjunktiv [1]
- zubereite
- zubereitest
- zubereite
- zubereiten
- zubereitet
- zubereiten
2. Konjunktiv
- zuberitte
- zuberittest
- zuberitte
- zuberitten
- zuberittet
- zuberitten
Futur 1
- werde zubereiten
- wirst zubereiten
- wird zubereiten
- werden zubereiten
- werdet zubereiten
- werden zubereiten
1. Konjunktiv [2]
- würde zubereiten
- würdest zubereiten
- würde zubereiten
- würden zubereiten
- würdet zubereiten
- würden zubereiten
Diverses
- zubereit!
- zubereitet!
- zubereiten Sie!
- zuberitten
- zubereitend
1. ich, 2. du, 3. er/sie/es, 4. wir, 5. ihr, 6. sie/Sie
Vertaal Matrix voor zubereiten:
Synoniemen voor "zubereiten":
Wiktionary: zubereiten
Zubereiten:
-
Zubereiten
Vertaal Matrix voor Zubereiten:
Zelfstandig Naamwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
preparar | Zubereiten | |
Werkwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
preparar | Essen zubereiten; Vorbereitungen treffen; anrichten; bereiten; bereitstellen; grundieren; kochen; vorarbeiten; vorbereiten; zubereiten |
Computer vertaling door derden: