Home ->Woordenboeken ->Duits/Spaans ->Zoek: Partner

Duitse en Spaanse zoekresultaten voor: Partner

Overzicht
Duits naar Spaans:   Meer gegevens...
  1. Partner:
  2. Partner-:
  3. Wiktionary:
Spaans naar Duits:   Meer gegevens...
  1. partner:

Duits

Uitgebreide vertaling voor Partner (Duits) in het Spaans

Partner:

Partner [der ~] zelfstandig naamwoord

  1. der Partner (Ehegatte; Mann; Gemahl; Lebenspartner; Gatte)
    el marido; el esposo
    • marido [el ~] zelfstandig naamwoord
    • esposo [el ~] zelfstandig naamwoord
  2. der Partner (Mitkämpfer; Genosse; Komplize)
    el aliado; el compañero de combate
  3. der Partner (Firmeninhaber; Gesellschafter; Mitinhaber; )
    el socio; el asociado; el consocio; el partícipe; el conviviente; el compañero
  4. der Partner (Lebensgefährte; Ehepartner)
    el compañero en la vida; la compañera en la vida; el compañero; la esposa; el esposo; la compañera; el marido; el consorte; la conviviente
  5. der Partner (männliche Person; Mann; Kumpel; )
    el hombre; el tío; el marido; el ser humano
    • hombre [el ~] zelfstandig naamwoord
    • tío [el ~] zelfstandig naamwoord
    • marido [el ~] zelfstandig naamwoord
    • ser humano [el ~] zelfstandig naamwoord
  6. der Partner
    el asociado
  7. der Partner
    partner

Vertaal Matrix voor Partner:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
aliado Genosse; Komplize; Mitkämpfer; Partner Anhänger; Befürworter; Bundesgenosse; Bundgenosse; Fürsprecher; Gefährte; Genosse; Verbündete; Verfechter; Zuträger; mitverantwortliche Person; mitverantwortlicher Mensch
asociado Firmeninhaber; Gesellschafter; Kompagnon; Mitinhaber; Partner; Sozius; Teilhaber Gefährte; Genosse
compañera Ehepartner; Lebensgefährte; Partner Begleiter; Ehehälfte; Frau; Freund; Freundin; Gatte; Gattin; Gefährte; Gemahl; Gemahlin; Genosse; Genossin; Geselle; Gesellin; Kamerad; Kameradin; Kompagnon; Kumpel; Macker; Mann; Studienkollege; Studienkollegin; Vertraute; Weib
compañera en la vida Ehepartner; Lebensgefährte; Partner Ehehälfte; Frau; Gatte; Gattin; Gemahl; Gemahlin; Hausfrau; Hausmutter; Lebensgefährtin; Mann; Weib
compañero Ehepartner; Firmeninhaber; Gesellschafter; Kompagnon; Lebensgefährte; Mitinhaber; Partner; Sozius; Teilhaber Amtsbruder; Begleiter; Bruder; Bursche; Freund; Freundin; Gefährte; Gefährtin; Geliebte; Genosse; Genossin; Geselle; Gesellin; Herzfreundin; Kamerad; Kameradin; Kerl; Kerlchen; Kollege; Kompagnon; Kumpel; Liebste; Macker; Mann; Matjeshering; Mitbruder; Mitinhaber; Teihaber; Vertraute; kleine Freund
compañero de combate Genosse; Komplize; Mitkämpfer; Partner
compañero en la vida Ehepartner; Lebensgefährte; Partner
consocio Firmeninhaber; Gesellschafter; Kompagnon; Mitinhaber; Partner; Sozius; Teilhaber
consorte Ehepartner; Lebensgefährte; Partner Ehehälfte; Frau; Gatte; Gattin; Gemahl; Gemahlin; Lebensgefährtin; Mann; Weib
conviviente Ehepartner; Firmeninhaber; Gesellschafter; Kompagnon; Lebensgefährte; Mitinhaber; Partner; Sozius; Teilhaber Ehehälfte; Frau; Gatte; Gattin; Gefährte; Gemahl; Gemahlin; Genosse; Mann; Weib
esposa Ehepartner; Lebensgefährte; Partner Ehehälfte; Frau; Gatte; Gattin; Gemahl; Gemahlin; Handschelle; Handschellen; Lebensgefährtin; Mann; Weib
esposo Ehegatte; Ehepartner; Gatte; Gemahl; Lebensgefährte; Lebenspartner; Mann; Partner
hombre Freund; Gatte; Gefährte; Gemahl; Kerl; Kumpel; Mann; Partner; Teilhaber; Weib; männliche Person Bruder; Bursche; Einzelne; Einzelperson; Einzelwesen; Figur; Fürst; Gebieter; Geselle; Gestalt; Herr; Herrschaft; Herrscher; Individuen; Individuum; Kerl; Kerlchen; König; Mann; Mensch; Menschenkind; Person; Sterbliche; Subjekt; Typ; Wesen
marido Ehegatte; Ehepartner; Freund; Gatte; Gefährte; Gemahl; Kerl; Kumpel; Lebensgefährte; Lebenspartner; Mann; Partner; Teilhaber; Weib; männliche Person Gatte; Gemahl; Mann
partícipe Firmeninhaber; Gesellschafter; Kompagnon; Mitinhaber; Partner; Sozius; Teilhaber Gefährte; Genosse
ser humano Freund; Gatte; Gefährte; Gemahl; Kerl; Kumpel; Mann; Partner; Teilhaber; Weib; männliche Person Einzelne; Einzelperson; Einzelwesen; Figur; Gestalt; Herrschaft; Individuen; Individuum; Mensch; Menschenkind; Person; Sterbliche; Wesen
socio Firmeninhaber; Gesellschafter; Kompagnon; Mitinhaber; Partner; Sozius; Teilhaber Angehörige; Bundgenosse; Freund; Freundin; Gefährte; Genosse; Genossin; Geschäftspartner; Gesellschafter; Kamerad; Kameradin; Kompagnon; Kumpel; Macker; Mitglied; Penis; Pimmel; Rute; Schwanz; Vertraute
tío Freund; Gatte; Gefährte; Gemahl; Kerl; Kumpel; Mann; Partner; Teilhaber; Weib; männliche Person Bruder; Bursche; Figur; Form; Geselle; Gestalt; Kauz; Kerl; Kerlchen; Mann; Onkel; Penis; Pimmel; Rute; Schwanz; Typ; Vogel
Not SpecifiedVerwante vertalingenAndere vertalingen
partner Partner
BijwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
aliado alliiert; stammverwandt

Synoniemen voor "Partner":


Wiktionary: Partner

Partner
noun
  1. Personen oder Institutionen, die gemeinsam ein Ziel verfolgen
Cross Translation:
FromToVia
• Partner → compañero ↔ partner — someone who is associated with another in a common activity or interest

Partner-:

Partner- bijvoeglijk naamwoord

  1. Partner-
    federado

Vertaal Matrix voor Partner-:

Bijvoeglijk NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
federado Partner-

Verwante vertalingen van Partner



Spaans

Uitgebreide vertaling voor Partner (Spaans) in het Duits

partner:

partner

  1. partner
    der Partner
    • Partner [der ~] zelfstandig naamwoord

Vertaal Matrix voor partner:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
Partner partner aliado; asociado; compañera; compañera en la vida; compañero; compañero de combate; compañero en la vida; consocio; consorte; conviviente; esposa; esposo; hombre; marido; partícipe; ser humano; socio; tío







Uw gratis, snelle en simpele vertaal woordenboek

Copyright © 2000-2024 Interglot ®

Pagina gepresenteerd in 0.0597 seconde
Page rendered in 1.0 seconds