Overzicht
Duits naar Spaans:   Meer gegevens...
  1. Falltür:
  2. Wiktionary:


Duits

Uitgebreide vertaling voor Falltür (Duits) in het Spaans

Falltür:

Falltür [die ~] zelfstandig naamwoord

  1. die Falltür
    la trampa
    • trampa [la ~] zelfstandig naamwoord
  2. die Falltür (Fallbrett)
    la puerta cochera

Vertaal Matrix voor Falltür:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
puerta cochera Fallbrett; Falltür
trampa Falltür Arglist; Arglistigkeit; Ausschank; Bauernfängerei; Betrug; Betrügerei; Café; Einbruch; Einsturz; Fälschung; Gasthaus; Gasthäuser; Gaststätte; Gastwirtschaft; Gaukelei; Gemeinheit; Hehlerei; Heimtücke; Hintergehung; Hinterlistigkeit; Irreführung; Kellerlucke; Kneipe; Kniff; Krug; Kunstgriff; Kunststück; Lokalität; Luke; Manöver; Nepp; Pfuscherei; Pfuschwerk; Schankwirtschaft; Schenke; Schiebung; Schurkerei; Schwindel; Schwindelei; Trick; Täuschung; Wirtschaft; Wirtshaus; Zusammenbruch; Zusammensturz; falscher Trick

Wiktionary: Falltür

Falltür
noun
  1. Klapptür im Boden

Cross Translation:
FromToVia
Falltür trampilla; escotillón; trampa valluik — scharnierend vloerschot
Falltür trampa trap — covering over a hole or opening; a trapdoor
Falltür trampa trapdoor — door set into floor or ceiling