Home ->Woordenboeken ->Duits/Spaans ->Zoek: Kniff

Duitse en Spaanse zoekresultaten voor: Kniff

Overzicht
Duits naar Spaans:   Meer gegevens...
  1. Kniff:
  2. kneifen:
  3. Wiktionary:

Duits

Uitgebreide vertaling voor Kniff (Duits) in het Spaans

Kniff:

Kniff [der ~] zelfstandig naamwoord

  1. der Kniff (Trick; Kunstgriff)
    el truco; la maña; la treta
    • truco [el ~] zelfstandig naamwoord
    • maña [la ~] zelfstandig naamwoord
    • treta [la ~] zelfstandig naamwoord
  2. der Kniff (Geschicklichkeit; Kunst; Künste; )
    el saber; la habilidad; el truco
    • saber [el ~] zelfstandig naamwoord
    • habilidad [la ~] zelfstandig naamwoord
    • truco [el ~] zelfstandig naamwoord
  3. der Kniff (Kunstgriff; Behendigkeit; Ausflug; Trick)
    el arte; la artes; la comodidad; la agilidad; la manija; la presteza; el truco; la ciencia; la aptitud; la pericia
    • arte [el ~] zelfstandig naamwoord
    • artes [la ~] zelfstandig naamwoord
    • comodidad [la ~] zelfstandig naamwoord
    • agilidad [la ~] zelfstandig naamwoord
    • manija [la ~] zelfstandig naamwoord
    • presteza [la ~] zelfstandig naamwoord
    • truco [el ~] zelfstandig naamwoord
    • ciencia [la ~] zelfstandig naamwoord
    • aptitud [la ~] zelfstandig naamwoord
    • pericia [la ~] zelfstandig naamwoord
  4. der Kniff (Handgriff; Griff; Henkel; )
    la manija; la empuñadura; la palanca; el agarro; la artimaña; el tirador; la oreja; el acorde; el artificio; la agarradero; el botón; la empuñadora; la mercancías; el taburete; la manivela
  5. der Kniff (Beule; Eindruck; Delle; )
    la abolladura; el hondón; el bollo
    • abolladura [la ~] zelfstandig naamwoord
    • hondón [el ~] zelfstandig naamwoord
    • bollo [el ~] zelfstandig naamwoord
  6. der Kniff (List; Trick; Spitzfindigkeit; )
    la astucia; el ardid
    • astucia [la ~] zelfstandig naamwoord
    • ardid [el ~] zelfstandig naamwoord
  7. der Kniff (Manöver; Trick; Kunstgriff)
    la trampa; el truco; la artimaña; la treta
    • trampa [la ~] zelfstandig naamwoord
    • truco [el ~] zelfstandig naamwoord
    • artimaña [la ~] zelfstandig naamwoord
    • treta [la ~] zelfstandig naamwoord
  8. der Kniff (Trick)
    el truco; la trampa; la artimaña; el ardid; la treta; el estratagema; el trucaje
    • truco [el ~] zelfstandig naamwoord
    • trampa [la ~] zelfstandig naamwoord
    • artimaña [la ~] zelfstandig naamwoord
    • ardid [el ~] zelfstandig naamwoord
    • treta [la ~] zelfstandig naamwoord
    • estratagema [el ~] zelfstandig naamwoord
    • trucaje [el ~] zelfstandig naamwoord

Vertaal Matrix voor Kniff:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
abolladura Beule; Delle; Eindruck; Eindrücke; Einsenkung; Einstülpung; Kniff; Verbeulung Beule; ein blauer Stelle
acorde Griff; Handgriff; Henkel; Kniff; Kunstgriff; Stiel; Trick Abmachung; Bestimmung; Regeln; Regelung; Regulierung; Vereinbarung; Vergleich
agarradero Griff; Handgriff; Henkel; Kniff; Kunstgriff; Stiel; Trick Halt; Laufgestell
agarro Griff; Handgriff; Henkel; Kniff; Kunstgriff; Stiel; Trick
agilidad Ausflug; Behendigkeit; Kniff; Kunstgriff; Trick Beweglichkeit; Biegsamkeit; Flexibilität; Flinkheit; Geschwindigkeit; Gewandtheit; Lebhaftigkeit; Raschheit; Schnelligkeit; Tempo; Wendigkeit; Zügigkeit
aptitud Ausflug; Behendigkeit; Kniff; Kunstgriff; Trick Behendigkeit; Eignung; Fertigkeit; Fähigkeit; Geschicklichkeit; Geschicktheit; Kapazität; Können; Leistungsfähigkeit; Qualifikation; Qualität; Sachverstand; Tauglichkeit
ardid Dreistigkeit; Gerissenheit; Gewandtheit; Gewieftheit; Kniff; List; Pfiffigkeit; Schlauheit; Spitzfindigkeit; Trick; Witzigkeit Arglist; Arglistigkeit; Heimtücke; Verrätlichkeit
arte Ausflug; Behendigkeit; Kniff; Kunstgriff; Trick Ausflug; Fähigkeit; Kenntnisse; Kunst; Können; Könnerschaft; Spazierfahrt; Spritzfahrt; Tour; Tüchtigkeit; Wissen
artes Ausflug; Behendigkeit; Kniff; Kunstgriff; Trick Kunst
artificio Griff; Handgriff; Henkel; Kniff; Kunstgriff; Stiel; Trick Getue; Geziertheit
artimaña Griff; Handgriff; Henkel; Kniff; Kunstgriff; Kunststück; Manöver; Stiel; Trick
astucia Dreistigkeit; Gerissenheit; Gewandtheit; Gewieftheit; Kniff; List; Pfiffigkeit; Schlauheit; Spitzfindigkeit; Trick; Witzigkeit Abgefeimtheit; Arglist; Durchtriebenheit; Falschheit; Finesse; Gemeinheit; Geriebenheit; Gerissenheit; Geschliffenheit; Gewandtheit; Gewieftheit; Gewiegtheit; Hinterlist; Hinterlistigkeit; Intelligenz; Klugheit; List; Listigkeit; Niederträchtigkeit; Pfiffigkeit; Raffinement; Scharfsichtigkeit; Scharfsinn; Schlagfertigkeit; Schlauheit; Schlauigkeit; Schneidigkeit; Schurkerei; Schärfe; Spitzfindigkeit; Spitzigkeit; Verschlagenheit; Verständnis; Witzigkeit
bollo Beule; Delle; Eindruck; Eindrücke; Einsenkung; Einstülpung; Kniff; Verbeulung Ball; Beule; Brötchen; Gehirnkasten; Geschwulst; Höcker; Kaiserbrötchen; Knorren; Knoten; Knoten von Wolle; Kopf; Pünktchen; Schrippe; Schwellung; Schädel; Tumor; Tüpfelchen; Wulst
botón Griff; Handgriff; Henkel; Kniff; Kunstgriff; Stiel; Trick Blumenknospe; Druckknopf; Drücker; Handgriff; Henkel; Knopf; Knospe; Maustaste; Schalter; Stiel; Taste; Türgriff; Umschalter
ciencia Ausflug; Behendigkeit; Kniff; Kunstgriff; Trick Fachwissen; Wissen; Wissenschaft
comodidad Ausflug; Behendigkeit; Kniff; Kunstgriff; Trick Behaglichkeit; Bequemlichkeit; Gemächlichkeit; Gemütlichkeit; Geselligkeit; Helligkeit; Häuslichkeit; Intimität; Komfort; Leichtheit; Leichtigkeit; Nachgiebigkeit
empuñadora Griff; Handgriff; Henkel; Kniff; Kunstgriff; Stiel; Trick
empuñadura Griff; Handgriff; Henkel; Kniff; Kunstgriff; Stiel; Trick Griff
estratagema Kniff; Trick
habilidad Fertigkeit; Gelehrtheit; Geschicklichkeit; Geschicktheit; Gewandtheit; Kenntnis; Kniff; Kunst; Künste; Sachverstand; Trick; Tüchtigkeit; Wissen Abgefeimtheit; Durchtriebenheit; Erfahrung; Erkenntnis; Erlebnis; Falschheit; Fähigkeit; Geriebenheit; Gerissenheit; Gewandtheit; Gewieftheit; Gewiegtheit; Geübtheit; Handfertigkeit; Hinterlist; Kampf; Kenntnisse; Klugheit; Krieg; Kunst; Können; Könnerschaft; Listigkeit; Niederträchtigkeit; Pfiffigkeit; Praxis; Routine; Schlacht; Schlagfertigkeit; Schlauheit; Schneidigkeit; Schärfe; Spitzfindigkeit; Spitzigkeit; Tüchtigkeit; Verschlagenheit; Wissen; Witzigkeit
hondón Beule; Delle; Eindruck; Eindrücke; Einsenkung; Einstülpung; Kniff; Verbeulung
manija Ausflug; Behendigkeit; Griff; Handgriff; Henkel; Kniff; Kunstgriff; Stiel; Trick
manivela Griff; Handgriff; Henkel; Kniff; Kunstgriff; Stiel; Trick
maña Kniff; Kunstgriff; Trick
mercancías Griff; Handgriff; Henkel; Kniff; Kunstgriff; Stiel; Trick Artikel; Besitz; Besitztum; Besitztümer; Bestand; Dinge; Dinger; Eigentum; Geschäft; Geschäfte; Güter; Güterhandel; Habe; Handel; Handelsbetrieb; Handelsgüter; Handelsware; Hausmobiliar; Hausrat; Inventar; Kaufhandel; Kaufware; Kommerzie; Laden; Ladungen; Mobiliar; Sachen; Transporte; Ware; Zeug
oreja Griff; Handgriff; Henkel; Kniff; Kunstgriff; Stiel; Trick
palanca Griff; Handgriff; Henkel; Kniff; Kunstgriff; Stiel; Trick Brecheisen; Brechstange; Hebebaum; Kuhfuß; Spake
pericia Ausflug; Behendigkeit; Kniff; Kunstgriff; Trick Fähigkeit; Gutachten; Kenntnisse; Kunst; Können; Könnerschaft; Sachkenntnis; Sachkunde; Sachverstand; Tüchtigkeit; Wissen; fachmännischeKönnen
presteza Ausflug; Behendigkeit; Kniff; Kunstgriff; Trick Behendigkeit; Dringlichkeit; Eile; Emsigkeit; Fertigkeit; Gehetz; Geschicklichkeit; Geschicktheit; Hast; Hetze; Raschheit; Sachkenntnis; Sachkunde; Sachverstand; Schnelligkeit; Tempo; fachmännischeKönnen; Überstürzung
saber Fertigkeit; Gelehrtheit; Geschicklichkeit; Geschicktheit; Gewandtheit; Kenntnis; Kniff; Kunst; Künste; Sachverstand; Trick; Tüchtigkeit; Wissen Fähigkeit; Kenntnisse; Kunst; Können; Könnerschaft; Tüchtigkeit; Wissen
taburete Griff; Handgriff; Henkel; Kniff; Kunstgriff; Stiel; Trick Barhocker; Fußbank; Fußbänkchen; Fußbänke; Fußstütze; Hocker; Krücke; Schemel; kleiner Hocker
tirador Griff; Handgriff; Henkel; Kniff; Kunstgriff; Stiel; Trick Griff; Handgriff; Hebel; Heckenschütze; Henkel; Kanonier; Klinke; Krücke; Sattelschlepper; Scharfschütze; Schlepper; Schütze; Spalter; Tirailleur; Traktor; Trecker; Zugleine
trampa Kniff; Kunstgriff; Kunststück; Manöver; Trick Arglist; Arglistigkeit; Ausschank; Bauernfängerei; Betrug; Betrügerei; Café; Einbruch; Einsturz; Falltür; Fälschung; Gasthaus; Gasthäuser; Gaststätte; Gastwirtschaft; Gaukelei; Gemeinheit; Hehlerei; Heimtücke; Hintergehung; Hinterlistigkeit; Irreführung; Kellerlucke; Kneipe; Krug; Lokalität; Luke; Nepp; Pfuscherei; Pfuschwerk; Schankwirtschaft; Schenke; Schiebung; Schurkerei; Schwindel; Schwindelei; Trick; Täuschung; Wirtschaft; Wirtshaus; Zusammenbruch; Zusammensturz; falscher Trick
treta Kniff; Kunstgriff; Kunststück; Manöver; Trick
trucaje Kniff; Trick
truco Ausflug; Behendigkeit; Fertigkeit; Gelehrtheit; Geschicklichkeit; Geschicktheit; Gewandtheit; Kenntnis; Kniff; Kunst; Kunstgriff; Kunststück; Künste; Manöver; Sachverstand; Trick; Tüchtigkeit; Wissen Trick; Zauberkunststück; Zaubertrick; falscher Trick
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
saber abhören; ausforschen; ausfragen; befragen; dürfen; gönnen; im Stande sein; kennen; können; mögen; sollen; verhören; wissen; zuerkennen; zugestehen; zuteilen; zuweisen; überreichen
Not SpecifiedVerwante vertalingenAndere vertalingen
botón Schaltfläche
OverVerwante vertalingenAndere vertalingen
oreja Ohr
BijwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
acorde einig; einstimmig; gleichgestimmt

Synoniemen voor "Kniff":


Wiktionary: Kniff

Cross Translation:
FromToVia
• Kniff → truco ↔ gimmick — trick or a device
• Kniff → artilugio; cosilla; chisme ↔ truc — Astuce

kneifen:

kneifen werkwoord (kneife, kneifst, kneift, kniff, knifft, gekniffen)

  1. kneifen (zwicken; klemmen; zwacken)
    sacar; arrancar; apretar; pellizcar; picotear; acuciar; carecer de; matarse trabajando; tener en falta de; echar en falta de; tener escasez de
  2. kneifen (zwicken; drücken; spannen; schnüren)
    quedar ceñido; apretar

Conjugations for kneifen:

Präsens
  1. kneife
  2. kneifst
  3. kneift
  4. kneifen
  5. kneift
  6. kneifen
Imperfekt
  1. kniff
  2. knifst
  3. kniff
  4. kniffen
  5. knifft
  6. kniffen
Perfekt
  1. habe gekniffen
  2. hast gekniffen
  3. hat gekniffen
  4. haben gekniffen
  5. habt gekniffen
  6. haben gekniffen
1. Konjunktiv [1]
  1. kneife
  2. kneifest
  3. kneife
  4. kneifen
  5. kneifet
  6. kneifen
2. Konjunktiv
  1. kniff
  2. kniffst
  3. kniff
  4. kniffen
  5. knifft
  6. kniffen
Futur 1
  1. werde kneifen
  2. wirst kneifen
  3. wird kneifen
  4. werden kneifen
  5. werdet kneifen
  6. werden kneifen
1. Konjunktiv [2]
  1. würde kneifen
  2. würdest kneifen
  3. würde kneifen
  4. würden kneifen
  5. würdet kneifen
  6. würden kneifen
Diverses
  1. kneif!
  2. kneift!
  3. kneifen Sie!
  5. gekniffen
  6. kneifend
1. ich, 2. du, 3. er/sie/es, 4. wir, 5. ihr, 6. sie/Sie

Vertaal Matrix voor kneifen:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
apretar Abklemmen; Abknipsen; Anziehen; fester Andrehen
arrancar Abnötigen; Abzwingen; Ankurbeln; Aufreißen; Losreißen
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
acuciar klemmen; kneifen; zwacken; zwicken an etwas mangeln; anblasen; anfachen; anfeuern; anschüren; brennen; entbehren; festklemmen; festkneifen; schüren
apretar drücken; klemmen; kneifen; schnüren; spannen; zwacken; zwicken abklemmen; abknipsen; andrücken; anschrauben; ausdenken; ausklügeln; austüfteln; drücken; einbeulen; eindrücken; einkreisen; erdichten; erfinden; ersinnen; festdrücken; festklemmen; festkneifen; festschrauben; herumreichen; hineinstopfen; klemmen; knellen; komprimieren; pfropfen; phantasieren; planen; quetschen; schrauben; sich ausdenken; stopfen; umspannen; vollstopfen; zusammenballen; zusammendrücken; zusammenpressen; überspannen
arrancar klemmen; kneifen; zwacken; zwicken abbrechen; abhandenmachen; abhängen; abkoppeln; abreißen; abschießen; abschmeicheln; abtragen; abtrennen; abwracken; abziehen; an etwas mangeln; andrehen; anfangen; anheben; ankurbeln; anregen; aufbekommen; aufknoten; auflösen; aufmachen; aufmuntern; aufmöbeln; aufnehmen; aufpolieren; auftrennen; ausfädeln; aushecken; ausholen; ausladen; ausmisten; ausreißen; beginnen; betätigen; einleiten; einläuten; einschalten; einsetzen; entbehren; entnerven; entreißen; entthronen; entziehen; erbetteln; ermuntern; ermutigen; erschießen; exekutieren; fertigbringen; fusilieren; herausreißen; in Funktion setzen; jemanden vom Platz verdrängen; lockern; losbekommen; loshaken; loskoppeln; loskriegen; loslösen; losmachen; losreißen; losziehen; lösen; niederreißen; niederschießen; reizen; schaffen; sich losreißen; starten; stimulieren; totschießen; treiben; verbessern; verdrängen; vom Körper abziehen; wegdrängen; wegreißen; wegrücken; zehren; zerfetzen; zerlegen; zerreissen; zerreißen; zusprechen
carecer de klemmen; kneifen; zwacken; zwicken Mangel leiden; an etwas mangeln; entbehren
echar en falta de klemmen; kneifen; zwacken; zwicken Mangel leiden; an etwas mangeln; entbehren
matarse trabajando klemmen; kneifen; zwacken; zwicken an etwas mangeln; entbehren; feilschen; schuften; schwer arbeiten
pellizcar klemmen; kneifen; zwacken; zwicken festklemmen; festkneifen; zudrücken; zukneifen
picotear klemmen; kneifen; zwacken; zwicken
quedar ceñido drücken; kneifen; schnüren; spannen; zwicken
sacar klemmen; kneifen; zwacken; zwicken Unterricht bekommen; abhängen; abkoppeln; abnehmen; abtrennen; abzapfen; andrehen; aufknoten; auflösen; aufmachen; auftrennen; ausfädeln; ausheben; aushecken; ausholen; ausmisten; ausnehmen; ausschöpfen; ausspielen; beschwindeln; bestrafen; betrügen; blamieren; einen Auszug machen; entgegenhalten; entnehmen; ermahnen; extrahieren; fischen; fortführen; fortschaffen; herauslösen; herausnehmen; herausziehen; hervorbringen; hinhalten; hinterhertragen; lernen; lockern; loshaken; loskoppeln; loslösen; losmachen; losziehen; lösen; nach oben ziehen; nachtragen; per Pop entfernen; rügen; schelten; schätzen; studieren; tadeln; treiben; verketzern; verleumden; verteufeln; verweisen; vorhalten; vorrücken; vorwerfen; wegschaffen; zapfen; zum Vorschein bringen; zum Vorschein holen; zurechtweisen; zuvorschein ziehen
tener en falta de klemmen; kneifen; zwacken; zwicken an etwas mangeln; entbehren
tener escasez de klemmen; kneifen; zwacken; zwicken an etwas mangeln; entbehren

Synoniemen voor "kneifen":

  • um etwas herumdrücken
  • drücken; Eiertanz; einen Eiertanz aufführen

Wiktionary: kneifen

kneifen
  1. (transitiv) übertragen: vor einer Handlung zurückschrecken
  2. (transitiv) die Haut eines Lebewesens stark zwischen zwei Fingern zusammenquetschen (um Schmerz zu erzeugen, auf sich aufmerksam zu machen oder Ähnliches)
  3. (transitiv) etwas zusammenquetschen
Cross Translation:
FromToVia
• kneifen → ciscarse; acobardarse; achicarse ↔ chicken out — shy away from a daring task
• kneifen → pellizcar ↔ pinch — to squeeze a small amount of skin
• kneifen → apretar ↔ knijpen — tussen twee punten druk uitoefenen
• kneifen → pinchar; pellizcar; pinzar; coger con pinzas; apretar ↔ pincer — serrer fortement avec une pince, avec des tenailles ou autres instruments semblables.







Uw gratis, snelle en simpele vertaal woordenboek

Copyright © 2000-2024 Interglot ®

Pagina gepresenteerd in 0.0719 seconde
Page rendered in 1.0 seconds