Home ->Woordenboeken ->Duits/Spaans ->Zoek: Leiste

Duitse en Spaanse zoekresultaten voor: Leiste

Overzicht
Duits naar Spaans:   Meer gegevens...
  1. Leiste:
  2. leisten:
  3. Wiktionary:
Spaans naar Duits:   Meer gegevens...
  1. leer:
  2. Wiktionary:

Duits

Uitgebreide vertaling voor Leiste (Duits) in het Spaans

Leiste:

Leiste [die ~] zelfstandig naamwoord

  1. die Leiste (Rahmen; Rand; Beschlag; Borte)
    el encuadramiento
  2. die Leiste
    la ingle
    • ingle [la ~] zelfstandig naamwoord
  3. die Leiste (Rahmen; Kante; Umrandung; )
    el encuadramiento; el borde
  4. die Leiste (Tabelle; Liste; Tafel; )
    la tabla; la lista; el catálogo; el registro
    • tabla [la ~] zelfstandig naamwoord
    • lista [la ~] zelfstandig naamwoord
    • catálogo [el ~] zelfstandig naamwoord
    • registro [el ~] zelfstandig naamwoord
  5. die Leiste (Borte; Kante; Tresse; )
    el galón; el pasamano
    • galón [el ~] zelfstandig naamwoord
    • pasamano [el ~] zelfstandig naamwoord
  6. die Leiste (Borte; Verbrämung; Auflage; )
    el borde; el marco; el cordón; el paramento
    • borde [el ~] zelfstandig naamwoord
    • marco [el ~] zelfstandig naamwoord
    • cordón [el ~] zelfstandig naamwoord
    • paramento [el ~] zelfstandig naamwoord

Vertaal Matrix voor Leiste:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
borde Auflage; Aufstellung; Borte; Gipfel; Grenze; Kante; Krempe; Leiste; Rahmen; Rand; Register; Saum; Streifen; Tabelle; Tresse; Umrandung; Verbrämung; Verzeichnis Anteil; Auflage; Auflegung; Ausfahrt; Ausgabe; Ausrichtung; Band; Bande; Betriebsführung; Binde; Bindung; Bund; Decke; Diele; Direktion; Druck; Eckchen; Erfahrung; Fahrt; Flanke; Flügel; Form; Fransenborte; Gastspielreise; Geländefahrt; Geschäftsführung; Gewohnheit; Haarbänder; Haarschleife; Halskragen; Kante; Kontur; Kordel; Kragen; Lautstärke; Leitung; Rahmen umd eine Malerei; Rand; Reise; Richtung; Route; Routine; Rundfahrt; Rundgänge; Rundläufe; Rundreise; Rändchen; Saum; Schleife; Schnur; Schule; Seite; Seite eines Schiffes; Seitenflügel; Seitenkante; Spalte; Spannung; Spazierfahrt; Ufer; Umrandung; Umriß; Verwaltung; Wasserseite
catálogo Abfassung; Abstufung; Aufführung; Aufstellung; Aufzählung; Ausrichtung; Einstellung; Lage; Leiste; Liste; Rangordnung; Stelle; Tabelle; Tafel; Verzeichnis Aufführung; Aufstellung; Aufzählung; Katalog; Liste; Tabelle; Verzeichnis
cordón Auflage; Borte; Kante; Krempe; Leiste; Rand; Saum; Streifen; Tresse; Verbrämung Abgrenzungsseile; Bindfaden; Faden; Garn; Kordon; Postenkette; Schnürsenkel; Schuhband
encuadramiento Aufstellung; Beschlag; Borte; Gipfel; Grenze; Kante; Leiste; Rahmen; Rand; Register; Tabelle; Umrandung; Verzeichnis
galón Besatz; Beschlag; Borte; Kante; Krempe; Leiste; Rand; Saum; Streifen; Tresse
ingle Leiste
lista Abfassung; Abstufung; Aufführung; Aufstellung; Aufzählung; Ausrichtung; Einstellung; Lage; Leiste; Liste; Rangordnung; Stelle; Tabelle; Tafel; Verzeichnis Aufführung; Aufstellung; Aufzählung; Liste; SharePoint-Liste; Tabelle; Verzeichnis
marco Auflage; Borte; Kante; Krempe; Leiste; Rand; Saum; Streifen; Tresse; Verbrämung Dichtung; Eichung; Fensterbank; Fensterrahmen; Form; Frame; Framework; Gerippe; Gerüst; Gesichtsmaske; Gestell; Gradmesser; Horde; Kontur; Kram; Kranzgesims; Mark; Mischmasch; Plunder; Rahmen; Sammelsurium; Saum; Schar; Schrott; Schund; Umriß; Zusammengeraffte
paramento Auflage; Borte; Kante; Krempe; Leiste; Rand; Saum; Streifen; Tresse; Verbrämung Auflage; Besatz; Garnierung
pasamano Besatz; Beschlag; Borte; Kante; Krempe; Leiste; Rand; Saum; Streifen; Tresse Gangbord
registro Abfassung; Abstufung; Aufführung; Aufstellung; Aufzählung; Ausrichtung; Einstellung; Lage; Leiste; Liste; Rangordnung; Stelle; Tabelle; Tafel; Verzeichnis Aktenheft; Aktenordner; Anspielung; Bekanntgabe; Bekanntmachung; Buchung; Datensatz; Dossier; Durchsuchung; Einschreibung; Eintragung; Ereignisprotokollierung; Fingerzeig; Grundbuch; Grundbuchamt; Hauptbuch; Hinweis; Immatrikulation; Index; Inhaltsverzeichnis; Katasteramt; Meldung; Mitteilung; Ordner; Protokoll; Protokollierung; Register; Registrierung; Ringbandbuch; Ringbuch; Ringheft; Ruchbarkeit; Schreibmappe; Submission; Subskription; Telefonregister; Tip; Verlautbarung; Verzeichnis; Wink; Zeichnung; Zeile
tabla Abfassung; Abstufung; Aufführung; Aufstellung; Aufzählung; Ausrichtung; Einstellung; Lage; Leiste; Liste; Rangordnung; Stelle; Tabelle; Tafel; Verzeichnis Anteil; Auflage; Auflegung; Ausgabe; Band; Bande; Binde; Bindung; Brett; Bund; Decke; Diele; Drahtgitter; Druck; Gerüst; Gestell; Gitter; Gitterumzäunung; Gitterwerk; Gitterzaun; Grundbuch; Grundbuchamt; Gücksfall; Hauptbuch; Inhaltsverzeichnis; Katasteramt; Lattengestell; Lattenwerk; Lautstärke; Register; Ringbandbuch; Ringbuch; Ringheft; Schlagbäume; Schpitzenschlager; Spalier; Spalte; Spannung; Sperrbäume; Stellage; Ständer; Tabelle; Umgitterung; Vergitterung; Versperrungen; Verzeichnis; Wäscheständer; gefundene fressen; glückliche Zufall
Not SpecifiedVerwante vertalingenAndere vertalingen
borde Rahmen

Synoniemen voor "Leiste":


Wiktionary: Leiste

Leiste
noun
  1. schmales, meistens langes Bauteil aus Holz, Metall oder Kunststoff
Cross Translation:
FromToVia
• Leiste → ingle ↔ groin — long narrow depression of the human body that separates the trunk from the legs
• Leiste → repisa ↔ ledge — shelf
• Leiste → moldura ↔ molding — architecture: narrow decorative surface
• Leiste → ingle ↔ lies — anatomie|nld gedeelte van de buikstreek die met de liesplooi de grens vormt tussen onderlichaam en dij

leisten:

leisten werkwoord (leiste, leistst, leistt, leistte, leisttet, geleistet)

  1. leisten (eine Leistung lieferen; erfüllen; verrichten; )
    realizar; actuar; funcionar
  2. leisten (tun; verrichten; betreiben; )
    hacer; hacer realizar; actuar; efectuar; realizar
  3. leisten (funktionieren; handeln; machen; )
    funcionar

Conjugations for leisten:

Präsens
  1. leiste
  2. leistst
  3. leistt
  4. leisten
  5. leistt
  6. leisten
Imperfekt
  1. leistte
  2. leisttest
  3. leistte
  4. leistten
  5. leisttet
  6. leistten
Perfekt
  1. habe geleistet
  2. hast geleistet
  3. hat geleistet
  4. haben geleistet
  5. habt geleistet
  6. haben geleistet
1. Konjunktiv [1]
  1. leiste
  2. leistest
  3. leiste
  4. leisten
  5. leistet
  6. leisten
2. Konjunktiv
  1. leistte
  2. leisttest
  3. leistte
  4. leistten
  5. leisttet
  6. leistten
Futur 1
  1. werde leisten
  2. wirst leisten
  3. wird leisten
  4. werden leisten
  5. werdet leisten
  6. werden leisten
1. Konjunktiv [2]
  1. würde leisten
  2. würdest leisten
  3. würde leisten
  4. würden leisten
  5. würdet leisten
  6. würden leisten
Diverses
  1. leist!
  2. leistt!
  3. leisten Sie!
  5. geleistet
  6. leistend
1. ich, 2. du, 3. er/sie/es, 4. wir, 5. ihr, 6. sie/Sie

Vertaal Matrix voor leisten:

WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
actuar ausrichten; ausüben; betreiben; eine Leistung lieferen; erfüllen; erledigen; erreichen; handeln; leisten; schaffen; schieben; schütten; treiben; tun; verrichten; vollziehen; vornehmen agieren; aufführen; auftreten; darbieten; darstellen; dramatisieren; figurieren; fungieren; schauspielen; spielen; tun als ob
efectuar ausrichten; ausüben; betreiben; erfüllen; erledigen; erreichen; handeln; leisten; schaffen; schütten; treiben; tun; verrichten; vollziehen; vornehmen abbrechen; aufhören; beenden; beschließen; bewirken; durchsetzen; enden; erledigen; ermorden; fertigbringen; fertigkriegen; fertigmachen; fertigstellen; halten; hinkriegen; schaffen; schließen; töten; umbringen; vollbringen; vollenden; vollführen; vollstrecken; vollziehen
funcionar eine Leistung lieferen; erfüllen; funktionieren; gehen; handeln; leisten; machen; schaffen; schieben; schütten; treiben; tun; verrichten gefallen; in Wirkung sein; passen; schmecken
hacer ausrichten; ausüben; betreiben; erfüllen; erledigen; erreichen; handeln; leisten; schaffen; schütten; treiben; tun; verrichten; vollziehen; vornehmen abhängen; abkoppeln; ablegen; abstellen; abtrennen; anbringen; andrehen; anfertigen; aufknoten; auflösen; aufmachen; aufstellen; auftrennen; ausfädeln; aushecken; ausholen; ausmisten; betten; bilden; brühen; einordnen; einräumen; einrücken; einstellen; einteilen; einweisen; entstehen; entwerfen; entwickeln; erfinden; erschaffen; erzeugen; fabrizieren; fertigbringen; formen; formieren; fügen; gestalten; gruppieren; herstellen; hervorbringen; hinlegen; hinstellen; ins Leben rufen; installieren; konstruieren; kreieren; laichen; legen; lockern; loshaken; loskoppeln; loslösen; losmachen; losziehen; lösen; machen; produzieren; schaffen; schalten; schlingen; schöpfen; setzen; skizzieren; stationieren; stecken; stellen; treiben; tun; unteraus legen; unterbringen; verfassen; verfertigen; vergeben; verlegen; vorbringen; zeugen
hacer realizar ausrichten; ausüben; betreiben; erfüllen; erledigen; erreichen; handeln; leisten; schaffen; schütten; treiben; tun; verrichten; vollziehen; vornehmen
realizar ausrichten; ausüben; betreiben; eine Leistung lieferen; erfüllen; erledigen; erreichen; handeln; leisten; schaffen; schieben; schütten; treiben; tun; verrichten; vollziehen; vornehmen abbrechen; aufhören; beenden; beschließen; bewirken; bilden; durchsetzen; enden; erledigen; ermorden; erzeugen; fertigbringen; fertigkriegen; fertigmachen; fertigstellen; halten; herstellen; hinkriegen; realisieren; schaffen; schließen; töten; umbringen; verwirklichen; vollbringen; vollenden; vollführen; wahrmachen; zurechtbringen; zustande bringen

Synoniemen voor "leisten":


Wiktionary: leisten

leisten
verb
  1. etwas zustande bringen, arbeiten, unterstützen
  2. sich beschaffen, anschaffen, kaufen
Cross Translation:
FromToVia
• leisten → cumplir; llevar a cabo; ejecutar ↔ accomplir — achever entièrement.
• leisten → realizar; efectivar; cumplir; llevar a cabo; ejecutar ↔ réaliser — construire



Spaans

Uitgebreide vertaling voor Leiste (Spaans) in het Duits

leer:

leer werkwoord

  1. leer
    lesen
    • lesen werkwoord (lese, liest, las, last, gelesen)
  2. leer (leer otra vez; releer; repasar; volver a leer)
    nachlesen; nochmal lesen
  3. leer (preparase leyendo; habituarse a la lectura)
    einlesen
    • einlesen werkwoord (lese ein, liest ein, las ein, last ein, eingelesen)

Conjugations for leer:

presente
  1. leo
  2. lees
  3. lee
  4. leemos
  5. leéis
  6. leen
imperfecto
  1. leía
  2. leías
  3. leía
  4. leíamos
  5. leíais
  6. leían
indefinido
  1. leí
  2. leíste
  3. leyó
  4. leímos
  5. leísteis
  6. leyeron
fut. de ind.
  1. leeré
  2. leerás
  3. leerá
  4. leeremos
  5. leeréis
  6. leerán
condic.
  1. leería
  2. leerías
  3. leería
  4. leeríamos
  5. leeríais
  6. leerían
pres. de subj.
  1. que lea
  2. que leas
  3. que lea
  4. que leamos
  5. que leáis
  6. que lean
imp. de subj.
  1. que leyera
  2. que leyeras
  3. que leyera
  4. que leyéramos
  5. que leyerais
  6. que leyeran
miscelánea
  1. ¡lee!
  2. ¡leed!
  3. ¡no leas!
  4. ¡no leáis!
  5. leído
  6. leyendo
1. yo, 2. tú, 3. él/ella/usted, 4. nosotros/nosotras, 5. vosotros/vosotras, 6. ellos/ellas/ustedes

Vertaal Matrix voor leer:

WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
einlesen habituarse a la lectura; leer; preparase leyendo
lesen leer atrapar; coger; desplumar; estudiar; examinar; investigar; leer juntos; rascar
nachlesen leer; leer otra vez; releer; repasar; volver a leer
nochmal lesen leer; leer otra vez; releer; repasar; volver a leer

Synoniemen voor "leer":


Wiktionary: leer

leer
  1. (transitiv): Schriftzeichen, Worte und Texte (mithilfe der Augen) wahrnehmen sowie (im Gehirn) verarbeiten und verstehen
verb
  1. etwas beginnen
Cross Translation:
FromToVia
• leer → lesen ↔ lezen — zien en interpreteren van tekst
• leer → lesen ↔ read — look at and interpret letters or other information
• leer → vorlesen ↔ read — speak aloud words or other information that is written
• leer → überfliegen ↔ skim — read quickly, skipping some detail
• leer → lesen ↔ lire — interpréter des informations écrites sous forme de mots ou de dessins sur un support.







Uw gratis, snelle en simpele vertaal woordenboek

Copyright © 2000-2024 Interglot ®

Pagina gepresenteerd in 0.0978 seconde
Page rendered in 1.0 seconds