Overzicht
Duits naar Spaans:   Meer gegevens...
  1. Samstag:
  2. Wiktionary:


Duits

Uitgebreide vertaling voor Samstag (Duits) in het Spaans

Samstag:

Samstag [der ~] zelfstandig naamwoord

  1. der Samstag (Sonnabend)
    el sábado
    • sábado [el ~] zelfstandig naamwoord

Vertaal Matrix voor Samstag:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
sábado Samstag; Sonnabend

Synoniemen voor "Samstag":


Wiktionary: Samstag

Samstag
noun
  1. westdeutsch, süddeutsch, österr.|, schweiz.|: sechster Tag der Woche

Cross Translation:
FromToVia
Samstag sábado Saturday — day of the week
Samstag sábado zaterdag — een dag van de week die na vrijdag en voor zondag komt
Samstag sábado samedisixième jour de la semaine, qui suit le vendredi et précède le dimanche.

Computer vertaling door derden: