Home ->Woordenboeken ->Duits/Spaans ->Zoek: Stress

Duitse en Spaanse zoekresultaten voor: Stress

Overzicht

Duits naar Spaans: Meer gegevens...

Stress:
- tensión psíquica
Streß:
- estrés; tensión; agitación; apresuramiento
Wiktionary:
- Stress → estrés
- Stress → estrés

Duits

Uitgebreide vertaling voor Stress (Duits) in het Spaans

Stress:

Stress

Stress
tensión psíquica
- tensión psíquica

Vertaal Matrix voor Stress:

Over	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
tensión psíquica	Stress

Synoniemen voor "Stress":

Belastung; Aufregung; Hektik; Nervosität; Gemütsverfassung; Gemütszustand; Kaprice; Laune; Stimmung

Wiktionary: Stress

Stress

noun

Mensch: anhaltende geistige, seelische oder körperliche Anspannung durch Überbeanspruchung oder schädliche Reize; seelischer Druck
- Stress → estrés

Cross Translation:

From	To	Via
• Stress	→ estrés	↔ stress — spanning, geestelijke druk.
• Stress	→ estrés	↔ stress — emotional pressure

Streß:

Streß [der ~] zelfstandig naamwoord

der Streß (Hektik)
el estrés; la tensión; la agitación
- estrés [el ~] zelfstandig naamwoord
- tensión [la ~] zelfstandig naamwoord
- agitación [la ~] zelfstandig naamwoord
der Streß (Ruhelosigkeit; Unruhe; Hektik; Nervosität)
el apresuramiento; la agitación
- apresuramiento [el ~] zelfstandig naamwoord
- agitación [la ~] zelfstandig naamwoord

Vertaal Matrix voor Streß:

Zelfstandig Naamwoord	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
agitación	Hektik; Nervosität; Ruhelosigkeit; Streß; Unruhe	Andrang; Auflauf; Auflehnung; Aufregung; Aufruhr; Aufstand; Aufwiegelei; Betrieb; Betriebsamkeit; Durcheinander; Dünung; Empörung; Erhebung; Gedränge; Gedrängtheit; Gehetz; Gelaufe; Gerenne; Geschäftigkeit; Getreibe; Getue; Gewimmel; Gewirr; Gewühl; Gezänk; Hektik; Hetzerei; Krach; Krawall; Lärm; Radau; Rebellion; Ruhelosigkeit; Rummel; Scherrerei; Schlägerei; Seegang; Sensation; Sintflut; Skandal; Spektakel; Spuk; Strudel; Treiben; Trubel; Tumult; Turbulenz; Umtrieb; Unruhe; Volksaufstand; Volkserhebung; Wellengang; Wellenschlag; Widerstand; Zulauf; aufheben; reges Leben; starkeVerkehr
apresuramiento	Hektik; Nervosität; Ruhelosigkeit; Streß; Unruhe	Beschleunigung; Dringlichkeit; Eile; Emsigkeit; Flinkheit; Gehetz; Geschwindigkeit; Gewandtheit; Hast; Hetze; Raschheit; Schnelligkeit; Tempo; Zügigkeit; Überstürzung
estrés	Hektik; Streß
tensión	Hektik; Streß	Anspannung; Gereiztheit; Nervosität; Spannung