Overzicht
Duits naar Spaans:   Meer gegevens...
  1. Tag:
  2. Wiktionary:


Duits

Uitgebreide vertaling voor Tag (Duits) in het Spaans

Tag:

Tag bijvoeglijk naamwoord

  1. Tag (Tschüß; Tschüßßi)
    ¡adiós!

Tag [der ~] zelfstandig naamwoord

  1. der Tag
    el dia; el día
    • dia [el ~] zelfstandig naamwoord
    • día [el ~] zelfstandig naamwoord

Tag

  1. Tag (Notiztag)
    la etiqueta; etiqueta de nota
  2. Tag
    la etiqueta

Vertaal Matrix voor Tag:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
dia Tag
día Tag Ausflug
etiqueta Notiztag; Tag Abzeichen; Anstand; Anstandslehre; Anständigkeit; Aufkleber; Banderole; Beschriftung; Bezeichnung; Blende; Brandzeichen; Ehrlichkeit; Erkennungszeichen; Etikett; Höflichkeit; Kennzeichen; Label; Markierung; Merkmal; Merkzeichen; Plakatkleber; RFID-Transponder; Schick; Sittlichkeit; Sittsamkeit; Sticker; Streifen; Vermerk
Not SpecifiedVerwante vertalingenAndere vertalingen
etiqueta de nota Notiztag; Tag
OverVerwante vertalingenAndere vertalingen
¡adiós! Tag; Tschüs; Tschüß
BijwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
¡adiós! Tag; Tschüß; Tschüßßi

Synoniemen voor "Tag":


Wiktionary: Tag

Tag
noun
  1. Zeitspanne von 24 Stunden
  2. nur Plural: Zeitraum, den jemand durchlebt oder erlebt
  3. Zeitraum zwischen Morgendämmerung und Sonnenuntergang

Cross Translation:
FromToVia
Tag día day — period of 24 hours
Tag día day — period from midnight to the following midnight
Tag día day — rotational period of a planet
Tag día day — part of a day period which one spends at one’s job, school, etc.
Tag día day — period between sunrise and sunset
Tag dieta; régimen diète — polit|fr Nom traditionnellement donné à un certain nombre d’assemblées et de parlements (cf. Diète).
Tag día jour — Période de vingt-quatre heures
Tag jornada journée — Espace de temps qui s’écoule entre le lever et le coucher du soleil. (Sens général).
Tag víspera veille — Jour qui précède celui dont on parle (sens général)

Verwante vertalingen van Tag